Het is mogelijk om met uw scooter hindernissen te nemen van maximum 45 mm. Neem indien
nodig een korte aanloop om de hindernis te kunnen oprijden.
3.3
Transfer in/uit de scooter
1. Plaats de scooter zo dicht mogelijk bij de plaats waar u
wil overstappen.
2. Zorg ervoor dat de scooter uit staat.
3. Draai de armlegger omhoog aan de kant waar u wil in-
/uitstappen.
4. Draai de stoel indien nodig (zie §3.5.2).
5. Beweeg naar/uit de stoel van de scooter.
3.3.1 Correcte positie in de scooter
Enkele aanbevelingen om uw scooter comfortabel te kunnen
gebruiken:
1. Plaats uw onderrug zo dicht mogelijk bij de rugsteun.
2. Zorg ervoor dat uw bovenbenen horizontaal zijn.
3.4
Rem en vrijloophendel
WAARSCHUWING
• Bedien de vrijloophendel enkel wanneer de scooter UIT staat!
• Een begeleider moet de vrijloophendel bedienen indien u een mobiliteitsbeperking heeft.
Bedien de hendel NOOIT vanuit zittende positie.
De scooter is voorzien van een vrijloopsysteem dat bereikbaar en bedienbaar is door een
begeleider, of de gebruiker wanneer hij/zij niet in de scooter zit. Zet de scooter enkel in vrijloop
om deze te transporteren of uit een gevaarlijk gebied te halen.
• Rijden
1. Wanneer de scooter UIT staat, zet de
vrijloophendel op de positie "drive" (rijden).
2. Schakel de scooter AAN.
3. Elektronisch gestuurd rijden is nu mogelijk.
• Neutraal
1. Schakel de scooter UIT.
2. Zet de vrijloophendel op de positie "neutraal".
3. De scooter kan nu zonder elektronische
aansturing voortgeduwd worden.
3.5
Aanpassingen voor comfort
WAARSCHUWING
• Voer nooit aanpassingen uit tijdens het rijden.
• De toegestane aanpassingen kunnen de stabiliteit van uw scooter beïnvloeden (zijwaarts of
achterwaarts kantelen).
Gevaar voor letsel en/of schade
Gevaar voor letsel en/of schade
11
One
2023-03
Uw scooter gebruiken
NL