In gebruik nemen
Houd bij het opstellen van het apparaat rekening met de
minimale afstanden t.o.v. wanden en objecten, volgens
hoofdstuk technische gegevens.
B
C
• Controleer de toestand van het netsnoer voordat het
apparaat weer in gebruik wordt genomen. Bij twijfel aan de
probleemloze toestand hiervan, contact opnemen met de
klantendienst.
• Plaats het apparaat rechtop en stabiel.
• Voorkom struikelgevaar bij het leggen van het netsnoer,
resp. andere elektrische snoeren, vooral bij het opstellen
van het apparaat middenin een ruimte. Gebruik
snoerbruggen.
• Zorg dat verlengsnoeren volledig zijn uit-/afgerold.
• Zorg dat gordijnen of andere objecten de luchtstroom niet
hinderen.
Batterij in de afstandsbediening leggen
Verwijder het batterijdeksel (5) van het batterijvak van de
afstandsbediening en plaats de meegeleverde knoopcel type CR
2032 (3 V).
Let op
Gebruik het apparaat niet met een oplaadbare batterij!
Bij het in gebruik nemen het hoofdstuk technische
gegevens opvolgen.
Netsnoer aansluiten
• Steek de netstekker in een volgens de voorschriften
gezekerd stopcontact.
6
A
C
D
torenventilator TVE 30 T
Bediening
Bedieningselementen
8
7
Nr.
Aanduiding
Betekenis
5
Draaischakelaar
• Apparaat in- en uitschakelen
• Timer activeren en tijd instellen
Toets OFF
6
Apparaat uitschakelen
7
Toetsen
• Ventilatorsnelheid (1–3) instellen
Ventilatorsnelheid
Niveau 1 (LOW): lage
ventilatorsnelheid
Niveau 2 (MID): middelmatige
ventilatorsnelheid
Niveau 3 (HIGH): hoge
ventilatorsnelheid
Toets SWING
8
Oscillatiefunctie activeren en
deactiveren
Apparaat inschakelen
Nadat het apparaat klaar voor gebruik is opgesteld, zoals in
hoofdstuk inbedrijfstelling is beschreven, kan het worden
ingeschakeld.
1. Draai de draaischakelaar (5) naar de stand ON.
2. Druk op een van de toetsen Ventilatorsnelheid (7).
ð Het apparaat start met de gekozen ventilatorsnelheid in
de bedrijfsmodus Normaal bedrijf.
Ventilatorsnelheid omschakelen
In de bedrijfsmodus Normaal bedrijf draait de ventilator constant
met de gewenste ventilatorsnelheid. De ventilatorsnelheid kan
in deze modus worden ingesteld tussen snelheid 1 en 3.
1. Druk tijdens het bedrijf van de ventilator op de gewenste
toets Ventilatorsnelheid (7).
ð Het apparaat draait constant met de ingestelde
ventilatorsnelheid.
5
6
NL