Bediening
Batterijen plaatsen
Plaats voor het eerste gebruik de meegeleverde batterijen (2 x
1,5 V AAA).
Voorzichtig
Zorg dat het oppervlak van het apparaat droog is en
het apparaat is uitgeschakeld.
Apparaat gebruiken
1. Controleer de werking van de spanningstester vóór elke
meting. Houd hiervoor de meetstift (4) op een bekende
spanningsbron.
ð De meetpen (4) knippert rood.
ð Een herhalende pieptoon klinkt.
NL
2. Bepaal een onbekende spanningsbron, door de meetpen
van de spanningstester over het te controleren oppervlak
te schuiven. De aanwezigheid van een spanning wordt als
volgt weergegeven:
ð De meetpen (4) knippert rood.
ð Een herhalende pieptoon klinkt.
Zaklamp
• Voor het inschakelen van de LED-zaklamp, drukken op
toets 1 en deze ingedrukt houden.
• De LED gaat uit, zodra de toets 1 wordt losgelaten.
Onderhoud en reparatie
Batterij vervangen
Het vervangen van de batterij is nodig, als het apparaat niet
meer kan worden ingeschakeld (zie hoofdstuk batterijen
plaatsen).
Reiniging
Reinig het apparaat met een vochtige, zachte en pluisvrije doek.
Zorg dat geen vochtigheid in de behuizing komt. Gebruik geen
sprays, oplosmiddelen, alcoholhoudende reinigingsmiddelen of
schuurmiddelen, maar uitsluitend water voor het bevochtigen
van de doek.
Reparatie
Wijzig het apparaat niet en bouw geen reserveonderdelen in.
Neem voor reparaties en controles van het apparaat contact op
met de fabrikant.
spanningstester BE14
5