4.4 Basis voor rijden
Zorg er voor dat u correct en veilig zit op uw scooter;
Draai de snelheidsknop volledig tegen de klok in voor de laagste rij stand;
Steek de sleutel in het contact;
Draai de sleutel met de klok mee naar de "On" positie;
Plaats uw hand op het handvat;
o Vooruit rijden: trek aan de rechterhendel;
o Achteruit rijden: trek aan de linker hendel;
Duw tegen de hendel om voorzichtig uw scooter te versnellen;
Laat de hendel los als u de scooter volledig af wilt laten remmen;
Oefen deze twee basis functies totdat u er zeker van bent dat u de controle heeft over uw scooter.
4.5 Sturen
Plaats beide handen op de handvatten van de stuurkolom, draai de stuurkolom naar rechts om rechts te gaan;
Draai de stuurkolom naar links om links te gaan;
Zorg er voor dat u genoeg ruimte heeft wanneer u gaat sturen, zodat de wielen nergens tegen aankomen.
Waarschuwing:
Als u de scooter te snel op een te hoge snelheid draait zal hierdoor een wiel van de grond komen wat kan leiden
tot het kantelen van de scooter. Dit kunt u voorkomen door af te remmen en ruim te sturen bij hoeken en
obstakels.
Sturen in kleine ruimtes
Als u moet sturen in kleine ruimtes, zoals in- uitgangen of omdraaien;
1.
Zet uw scooter volledig stil;
2.
Zet de snelheid op de laagste stand;
3.
Draai de stuurkolom in de richting waar u heen wilt rijden.
Sturen in achteruit
Wees extra voorzichtig als u achteruit rijdt.
1.
Duw met uw rechter hand of trek met uw linker hand aan de hendel;
2.
Draai de stuurkolom links om links te gaan;
3.
Draai de stuurkolom rechts om rechts te gaan.
4.6 Sturen in kleine en moeilijke ruimtes
Uw scooter is ontwikkeld om uw mobiliteit te verhogen. U komt ongetwijfeld obstakels tegen. U heeft oefening nodig om
makkelijk en veilig om deze obstakels te kunnen manoeuvreren. Hieronder staan een aantal obstakels weergegeven die u tegen
zult komen tijdens het gebruik van uw scooter. Tevens staan er rijtips bij vermeld die u zullen helpen bij deze obstakels.
Bestudeer en volg deze tips op zodat u in complete controle over uw scooter bent als u door deuren rijdt, bij op en af gaan van
stoepranden, door gras en grind rijdt en bij het op en afgaan van hellingen.
Helling
Wanneer u een oprit, stoeprand of helling op gaat:
Leun naar voren om het zwaartepunt van de scooter naar voren te verplaatsen voor maximale stabiliteit en veiligheid.
Als de helling een bocht heeft, is het van belang dat u goed stuurt:
Manoeuvreer uw scooter zo dat de voorwielen een grote bocht maken;
Door dit te zoen zullen de achterwielen in een grote bocht volgen en vrij zijn van obstakels.
Als u moet stoppen op een helling:
Opnieuw opstarten vereist dat u zacht en gelijkmatig de hendel indrukt;
Versnel langzaam nadat u gestopt bent op de helling.
Van een helling afrijden
Zorg er voor dat u de laagste snelheid hebt ingesteld;
Als u moet stoppen, laat de hendel langzaam en voorzichtig los.
Stoepranden
Ga niet een stoeprand op of af die hoger is dan 4 cm;
Wees altijd voorzichtig bij het af gaan van stoepranden;
Benader stoepranden altijd zo dat de achterwielen tegelijkertijd over de stoeprand gaan;
Ga nooit schuin een stoeprand af hierdoor zal de scooter kantelen;
Ga altijd langzaam een stoeprand af om een schokkende hobbel te voorkomen. Gebruik zo min mogelijk vermogen als
mogelijk is.
~ 8 ~
© 2012 VAN OS MEDICAL B.V., Koperslagerij 9, 4651 SK, Steenbergen, The Netherlands
Tel. +31-(0)167-573020, Fax +31-(0)167-573381, E-mail: info@vanosmedical.nl,
Gebruikershandleiding
Gebruikershandleiding
www.vanosmedical.nl