Bedieningshandleiding
FUNCTIETESTS
9 Druk de hef-inschakelknop in en houd deze
ingedrukt. Druk de knop 'platform neer' in en
houd deze ingedrukt.
Resultaat: Het platform gaat omlaag. Het
daalalarm dient te klinken terwijl het platform
omlaaggaat.
Hulpsysteem voor neerlaten platform testen
10 Houd de hef-inschakelknop ingedrukt en breng
het platform ongeveer 60 cm omhoog.
11 Druk de rode noodstopknop in om de motor uit
te schakelen.
12 Trek de rode noodstopknop uit naar de
stand aan.
13 Druk de hef-inschakelknop in en houd deze
ingedrukt. Druk de knop 'platform neer' in en
houd deze ingedrukt.
Resultaat: Het platform gaat omlaag.
14 Draai het contactslot naar platformbediening en
start de motor opnieuw.
Platformbediening
Noodstop testen
15 Druk de rode noodstopknop op het platform in
naar de stand uit.
Resultaat: De motor dient te worden
uitgeschakeld en geen enkele functie mag in
werking treden.
16 Trek de rode noodstopknop uit naar de
stand aan.
Resultaat: Het indicatielampje
dient groen op te lichten.
Claxon testen
17 Druk op de claxonknop.
Resultaat: De claxon dient te klinken.
18
Op/neer-functies en functie-inschakeling testen
18 Start de motor.
19 Activeer de duimschakelaar 'op/neer' in de
richting die wordt aangegeven door de
blauwe pijl.
Resultaat: Het platform mag niet
omhoog worden gebracht.
20 Druk de hef-inschakelknop in en
houd deze ingedrukt.
21 Activeer de duimschakelaar 'op/neer' in de
richting die wordt aangegeven door de
blauwe pijl.
Resultaat: Het platform gaat omhoog.
22 Druk de hef-inschakelknop in en houd deze
ingedrukt.
23 Activeer de duimschakelaar 'op/neer' in de
richting die wordt aangegeven door de gele pijl.
Resultaat: Het platform gaat omlaag. Het
daalalarm dient te klinken terwijl het platform
omlaaggaat.
Stuurinrichting testen
Opmerking: Ga voor de uitvoering van de stuur- en
rijfunctietests op het platform staan en kijk naar de
voorzijde van de machine.
24 Druk de functieschakelaar op de joystick in en
houd deze ingedrukt.
25 Druk de duimschakelaar op de joystick in de
richting die wordt aangegeven door de blauwe
driehoek op het bedieningspaneel.
Resultaat: De stuurwielen dienen in de richting
te draaien waarin de blauwe driehoek op het
bedieningspaneel wijst.
26 Druk de duimschakelaar in de richting die wordt
aangegeven door de gele driehoek op het
bedieningspaneel.
Resultaat: De stuurwielen dienen in de richting
te draaien waarin de gele driehoek op het
bedieningspaneel wijst.
GS-2668 RT • GS-3268 RT
Vierde uitgave • Tweede druk
Onderdeelnr. 1000190DU