Inhoudsopgave
Advertenties
2.
Monteer in de koudwaterleiding tussen de boileraanslui-
ting en de veiligheidsgroep een T-stuk voor het aftap-
pen van de boiler.
3.
Installeer de veiligheidsinrichtingen zo dicht mogelijk
tegen de koudwateringang van het product.
4.
Installeer de afvoerleiding van het overstortventiel met
een constant verval.
5.
Neem een afstand tussen afblaasleiding van de veilig-
heidsklep en de afvoertrechter in acht, zodat de afvoer-
leiding atmosferisch open is.
–
Afstand: ≥ 20 mm
6.
Zorg ervoor dat de afvoerleiding minstens dezelfde dia-
meter als de afblaasleiding van de veiligheidsklep heeft.
7.
Controleer de wateraansluitingsoverdruk.
Resultaat 1:
Wateraansluitingsoverdruk: ≤ 6 bar
▶
Installeer een geschikte veiligheidsgroep zonder
drukregelaar.
Resultaat 2:
Wateraansluitingsoverdruk: 6 ... 16 bar
▶
Installeer een geschikte veiligheidsgroep met druk-
regelaar.
8.
Installeer de warmwaterleiding en eventueel de circula-
tieleiding.
9.
Sluit de niet gebruikte aansluitingen drukvast af met
een roestvaststalen kap.
5.2
Elektrische installatie
Gevaar!
Gevaar voor elektrische schok
Bij werkzaamheden aan elektrische compo-
nenten met aansluiting aan het laagspan-
ningsnet bestaat gevaar voor elektrische
schokken.
▶
Scheid het product van de stroomtoevoer
af.
▶
Beveilig het product tegen het herinscha-
kelen.
▶
Controleer het product op spanningsvrij-
heid.
▶
Open het product alleen in spanningloze
toestand.
1.
Verbind het product via een scheidingsinrichting met
een vaste netaansluiting.
–
Eisen aan de scheidingsinrichting: Minimaal 3 mm
contactopening, uitschakeling over alle polen van de
netaansluiting
2.
Zorg ervoor dat de installatie-automaat geschikt is voor
de ontwerpstroom.
Opgelet!
Materiële schade door verwisselen van
netaansluitkabel en stuurkabel
Het product kan door verwisselen van de
aansluitkabel zonder thermostaat en veilig-
heidstemperatuurbegrenzer worden gebruikt.
0020293593_00 eloSTOR Installatie- en onderhoudshandleiding
▶
Let op de juiste aansluiting van netaan-
sluitkabel op de netaansluitklemmen en
de stuurkabel op de stuuraansluitklem.
3.
Houd het aansluitschema en het schakelschema in de
bijlage aan (→ Pagina 24) .
4.
Voer de aansluitbedrading voor de opgegeven vermo-
gens aan conform het bijbehorende schakelschema.
–
Aansluiting éénfasig
L
1
L
2
L
3
N
PE
1
N L
L
L
3
2
1
1
Hoogtariefmeter
2
Laagtariefmeter
3
EVU (energiebedrijf)
4
Brug voor omschake-
ling van de basislast
–
Aansluiting tweefasig
L
1
L
2
L
3
N
PE
1
N L
L
L
3
2
1
1
Hoogtariefmeter
2
Laagtariefmeter
3
EVU (energiebedrijf)
4
Brug voor omschake-
ling van de basislast
–
Aansluiting driefasig
L
1
L
2
L
3
N
PE
1
N L
L
L
3
2
1
1
Hoogtariefmeter
Installatie 5
2
3
4
1
2
3 4
5
N
Aansluiting N-leider
PE
Aansluiting randaarde
L1,
Aansluiting fase
L2,
L3
2
3
4
1
2
3 4
5
N
Aansluiting N-leider
PE
Aansluiting randaarde
L1,
Aansluiting fase
L2,
L3
2
3
4
1
2
4
5
2
Laagtariefmeter
17
Advertenties
Hoofdstukken
Inhoudsopgave
