RELAISUITGANG VOOR NOODSTAND
Voorzichtig!
Merk alle elektrische schakelkasten met
waarschuwingsstickers voor externe spanning.
Als de schakelaar (SF1) wordt ingesteld op " " (nood-
stand), worden de interne circulatiepompen (EP14-GP1
en EP15-GP1) en het potentiaalvrije variabele noodstand-
relais (AA101-K4) geactiveerd. Externe accessoires
worden ontkoppeld.
Het noodstandrelais kan worden gebruikt om externe
bijverwarming te activeren. Er moet dan een externe
thermostaat worden aangesloten op het regelcircuit om
de temperatuur te regelen. Zorg ervoor dat het verwar-
mingsmiddel door de externe bijverwarming circuleert.
AA101-X8
1 2 3
F1345
F1345
Externt
Extern
LET OP!
Er wordt geen warmtapwater geproduceerd
als de noodstand geactiveerd is.
AA101-X8
AA101-X5
1 2 3 4
5
1 2 3
F1345
Externt
Extern
N
L
LET OP!
Als de relais gebruikt moeten worden voor
bedrijfsspanning, verbindt u de voeding van
AA101-X5:1 - 3 door naar AA101-X8:1. Sluit de
nul van de externe bijverwarming aan op
AA101-X5:4 - 6.
NIBE F1345
A1
A2
A1
A2
WISSELKLEPPEN
F1345 kan worden aangevuld met een externe wissel-
klep (QN10) voor warmtapwaterregeling (zie
voor accessoire).
Sluit de externe wisselklep (QN10) volgens de afbeelding
aan op klemmenstrook AA101-X6:3 (N), AA101-X6:2
(bedrijf) en AA101-X6:1 (L).
Sluit de wisselklep in geval van meerdere warmtepom-
pen in master/slave-opstelling elektrisch aan op een
geschikte warmtepomp. Ongeacht de warmtepomp
waarop deze is aangesloten, wordt de wisselklep altijd
aangestuurd door de master-warmtepomp.
AA101-X6
1 2 3 4
F1345
F1345
Externt
Extern
QN10
NIBE UPLINK
Sluit een op het netwerk aangesloten kabel (recht,
Cat.5e UTP) met het RJ45-contact (mannelijk) aan op
contact AA4-X9 van de displayeenheid (zoals afgebeeld).
Gebruik de kabeldoorvoer (UB3) in de warmtepomp voor
het leiden van de kabels.
AA4-X9
Hoofdstuk 5 | Elektrische aansluitingen
pagina 43
31