Inbouwen
OPGELET
Om ervoor te zorgen dat het apparaat bij het monte-
ren niet beschadigd raakt, moet er op het volgende
gelet worden:
– Afdichtingsmateriaal, spanen en andere veront-
reinigingen mogen niet in de behuizing terecht-
komen.
– Laten vallen van het apparaat kan tot perma-
nente beschadiging van het apparaat leiden. In
dat geval het complete apparaat en de bijbe-
horende modules voor gebruik vervangen.
– Uitsluitend goedgekeurd afdichtingsmateriaal
gebruiken.
– Het apparaat spanningsvrij in de leiding mon-
teren.
– Het apparaat niet in een bankschroef klemmen
of als hefboom gebruiken. Alleen op de achtkant
van de flens met een passende sleutel vasthou-
den. Gevaar voor lekkage aan de buitenkant.
– Inlaatdruk in acht nemen – zie typeplaatje.
▷ De regelklep wordt in gesloten stand (0%) ge-
leverd.
▷ Inbouwpositie RV: willekeurig.
▷ Inbouwpositie RVS: niet ondersteboven.
▷ De behuizing mag geen muur aanraken. Minimale
afstand 20 mm (0,78").
▷ De inlaatdruk p
alsmede de uitlaatdruk p
u
nen aan beide kanten met behulp van de meet-
nippel worden gemeten. Bij de RV..F, RVS..F
zijn twee meetnippels bevestigd, bij de RV..ML,
RVS..ML is een meetnippel in de ingang be-
vestigd.
p
u
> 20 mm
>20 mm
kun-
d
p
u
p
p
d
RV . .ML, RVS . .ML zonder flenzen
1
1
▷ Het is raadzaam een ingangsflens met geïnte-
3
greerde zeef in te bouwen.
3
6
6
9
9
RV . .F, RVS . .F met flenzen
▷ In de RV..F, RVS..F is een zeef geïntegreerd.
▷ Stoppen of stickers als bescherming tegen vuil
verwijderen.
1
3
4
d
NL-3
2
2
4
5
4
5
7
8
7
8
10
10
2
3
5
6