‒ u het onbewaakt laat liggen/staan,
‒ u het reinigt, onderhoudt of vóór controles,
‒ u het van de ene naar de andere plaats transporteert,
‒ de stroom- of verlengkabel beschadigd is,
‒ u de werkborstel verwijdert of vervangt.
• Probeer nooit de borstel met de hand te stoppen. Wacht steeds tot ze vanzelf stopt.
• Gebruik het apparaat niet om onkruid of mos te verwijderen dat zich niet op de grond bevindt, bijv. mos dat op de
muur, rotsen enz. groeit.
• Controleer de borstel voor het gebruik ervan. Gebruik geen beschadigde borstels. Vervang een beschadigde of
versleten borstel.
• De borstel mag niet op apparaten worden gemonteerd, waarvan het toerental boven het maximaal toegelaten
borsteltoerental ligt.
• Steek met een draaiende motor geen grindwegen of grindpaden over. Grind kan omhoog geslingerd worden en tot
verwondingen leiden.
• Gebruik het apparaat niet in de nabijheid van brandbare vloeistoffen of gassen. Bij onoplettendheid bestaat er
brand-en/of explosiegevaar.
• Bewaar het apparaat op een droge plaats en buiten het bereik van kinderen.
4.
Opgelet! Zo vermijdt u schade aan het apparaat en eventueel daaruit voortvloeiende lichamelijke letsels:
• Let erop dat de luchtgaten niet verstopt zijn.
• Gebruik uitsluitend vervangstukken onderdelen, die door de producent worden geleverd en aanbevolen.
• Probeer het apparaat niet zelf te repareren. Al de handelingen, die in deze handleiding niet worden vernoemd, mogen
enkel door een door ons aangewezen klantendienst worden uitgevoerd.
• Behandel uw apparaat met zorg. Houd werktuigen netjes om beter en veiliger te kunnen werken. Volg de
onderhoudsvoorschriften op.
• Overbelast uw apparaat niet. Werk uitsluitend in het aangegeven prestatiebereik. Gebruik geen machines met een
zwakke capaciteit voor zware werkzaamheden. Gebruik uw apparaat niet voor doeleinden, waarvoor het niet bestemd
• Voer telkens vóór gebruik een visuele controle van het apparaat door. Gebruik het apparaat niet als er
is.
veiligheidsmechanismen, onderdelen van de snijdinrichting of bouten ontbreken, versleten of beschadigd zijn.
5.
Elektrische veiligheid:
• Ga met een ingeschakeld apparaat nooit over het verlengsnoer. Breng het verlengsnoer in principe achter de
gebruiker. Wordt de leiding gedurende het gebruik beschadigd, scheidt u deze onmiddellijk van het net. DE LEIDING
NIET AANRAKEN, ALVORENS DEZE VAN HET NET GESCHEIDEN IS. Gevaar voor een elektrische schok.
• Controleer telkens vóór gebruik het netaansluitingssnoer en de verlengkabel op beschadigingen en veroudering.
Gebruik het apparaat niet als de kabel beschadigd of versleten is. Beschadigde netaansluitingssnoeren verhogen het
risico op een elektrische schok.
• Als het netsnoer van dit apparaat beschadigd wordt, moet het vervangen worden door een speciaal netsnoer, dat via
de fabrikant of via zijn klantenserviceafdeling verkrijgbaar is.
• Let er op, dat de netspanning met de gegevens op het typelabel overeenkomt.
• Sluit het apparaat, als het mogelijk is, enkel aan op een lekstroomschakelaar met een afslagstroom van maximal 30
mA.
• Bescherm het apparaat tegen vocht. Het apparaat mag noch vochtig zijn noch in een vochtige omgeving worden
gebruikt. Het binnendringen van water in het apparaat verhoogt het risico op een elektrische schok.
• Vermijdt lichaamskontakt met geaarde voorwerpen (bijv. metalen omheiningen, metalen palen). Er bestaat een
verhoogd risico door een elektrische schok als uw lichaam geaard is.