Tips
1. Installeer de camera niet op een plaats die het zicht en de
veiligheid van de bestuurder belemmert.
2. Installeer de camera in de buurt van de achteruitkijkspiegel,
zodat beide zijden van de op te nemen scène gelijkmatig door
de FOV (field of view) van de camera worden bestreken.
3. voor een helder zicht op regenachtige dagen moet de lens
in het gebied van de ruitenwisser worden geplaatst.
4. installeer de camera niet op of in de buurt van de
airbagbekleding.
5. de installatie/montageplaats mag niet worden beïnvloed
door zonnefolie (raamtint). Voor optimale prestaties mag er
geen andere elektronische apparatuur in de buurt van de
camera zijn.
Let op:
Installeer de camera of de kabels niet in de buurt van een
airbagpaneel of in het werkingsgebied van de airbag. De
fabrikant is niet aansprakelijk voor letsel of overlijden
veroorzaakt door het ontplooien van de airbag.
Installatie
13
Bediening
Inschakelen / uitschakelen
1.
Wanneer u de motor start, wordt de camera ingeschakeld en
begint automatisch met opnemen.
2.
wanneer u de motor uitschakelt of de laadkabel loskoppelt
van de voedingseenheid, stopt de camera met opnemen en
wordt hij uitgeschakeld.
3.
houd de [
]-knop ingedrukt om de camera in of uit te schakelen.
Continue opname
1.
Plaats een microSD-kaart in de kaartsleuf van de camera en de
automatische lusopname start zodra de camera stroom detecteert.
2.
Het tijdsbestek voor elk videobestand is 1 / 2 / 3 / 5 / 10 minuten.
3.
Als er niet genoeg ruimte is op de microSD auto, zal de lusopname
automatisch de oudste bestanden overschrijven (een voor een).
4.
Loop opname bestanden worden opgeslagen op de SD kaart:
\DCIMMovie.
Noodopname
1.
Automatische noodopname
Wanneer de G-sensor door een schok wordt geactiveerd, wordt de
huidige video automatisch vergrendeld om te voorkomen dat deze
door de lusopname wordt overschreven.
Operatie
14