Inhoudsopgave
Advertenties
4 Installatie
6.
Plaats de ferrietkern (4) met een lus in de kabel. De ferrietkern moet binnen 10 cm van de
PowerRouter liggen.
7.
Steek de RJ45-stekker aan het uiteinde van de sensorkabel in de CAN-poort van de PowerRouter.
Een CAT5E netwerkkabel, met een maximale lengte van 25 meter, kan worden gebruikt om de
verbinding te verlengen (RJ45-stekkertype: T-568B).
8.
Controleer na het initialiseren (paragraaf 4.13) het display van de PowerRouter op een correcte
werking van de sensor – "menu Service – Status – Sensor". Indien correct verschijnt "OK" op het
display (dit kan tot 3,5 minuten duren na het opstarten).
LET OP!
Controleer of de sensor correct is geïnstalleerd. Door een verkeerde installatie is geen maximalisatie van
het eigenverbruik mogelijk of wordt de accu uitgeput.
4.9
Het externe relais (optioneel) aansluiten
NL
4.9.1 Het externe relais aansluiten voor energiebeheer
Zie afbeelding 10 voor een overzicht van de aansluitingen.
1.
Sluit het externe relais aan. Gebruik een van de contacten die door de gebruiker kunnen worden
geselecteerd: K201 of K202.
2.
Programmeer de contacten K201 en K202 die door de gebruiker kunnen worden geselecteerd met
behulp van de geavanceerde instellingen van de software-installatietool (zie hoofdstuk 5).
LET OP!
De verbruiker die is aangesloten op het relais moet 1-fase zijn.
i
Voor deze functie moet de waarde voor energielevering aan het elektriciteitsnet > 0 zijn. Als de 1-fase
sensor is gemonteerd, wordt het energiebeheer uitgevoerd op basis van het ingangssignaal vanaf de
sensor, anders wordt de aansluiting op het openbare elektriciteitsnet gebruikt.
4.9.2 Het externe relais aansluiten om de PowerRouter te isoleren van het open-
bare elektriciteitsnet
Deze optie is alleen van toepassing op Duitsland (richtlijn EEG2012) Zie afbeelding 13 voor een overzicht
van de aansluitingen.
1.
Sluit het externe relais aan.
2.
Programmeer de contacten K201 en K202 die door de gebruiker kunnen worden geselecteerd met
behulp van de geavanceerde instellingen van de software-installatietool (zie hoofdstuk 5).
4.9.3 Het externe relais aansluiten voor een backup-voeding
Zie afbeelding 9 voor een overzicht van de aansluitingen.
1.
Sluit de verbruiker aan op het externe relais.
2.
Strip de isolatie van de draden af. Gebruik draden met een kern van 4 mm²
3.
Voer de draden door de trekontlastingen aan de onderkant van de PowerRouter.
4.
Sluit de fasedraad (L) en neutraaldraad (N) van het externe relais aan op de AC LOCAL OUT-klem
van de PowerRouter.
5.
Monteer een AC-uitschakelaar tussen de AC LOCAL OUT en het externe relais.
26
PowerRouter • Solar Battery • Installatiehandleiding
Advertenties
Inhoudsopgave
