Instelling 9 en 10: Maximum- en minimumbegrenzing
ruimtetemperatuur
�
� �
� � �
� � �
�
�
�
�
Met instelling 9 en 10 kan worden bepaald hoe de regeling rea-
geert op de ruimtetemperatuur. De regeling gaat uit van de ba-
sisinstelling die kan worden uitgelezen en eventueel aangepast
in display A (de waarde rechtsonder in het scherm). Komt de
werkelijke ruimtetemperatuur overeen met de basisinstelling die
op dat moment geldt (comfort- en verlagingsperiodes hebben
een eigen basisinstelling), dan wordt de aanvoertemperatuur
geregeld volgens de op de ECL 100B ingestelde stooklijn (zie
blz. 17).
Als de ruimtetemperatuur hoger is dan de basisinstelling dan
wordt instelling 9, de maximumbegrenzing, actief. Als hier een
waarde is ingesteld wordt de aanvoertemperatuur verlaagd.
Hoe lager de waarde die wordt ingesteld (-99 is het laagst) hoe
meer de aanvoertemperatuur wordt verlaagd.
Is de ruimtetemperatuur lager dan de basisinstelling dan wordt
instelling 10, de minimumbegrenzing, actief. Als hier een waar-
de is ingesteld wordt de aanvoertemperatuur verhoogd. Hoe ho-
ger de waarde die wordt ingesteld (99 is het hoogst) hoe meer
de aanvoertemperatuur wordt verhoogd.
Door de juiste waardes in te geven bij instelling 9 en 10 kunnen
de radiatorthermostaten worden geholpen een juiste en gelijk-
matige temperatuur in de ruimte te realiseren. (zie ook blz. 22)
34
Gebruikershandleiding
�
�
� �
� �
� �
�
�
�
�
�
�
�
Danfoss BV 010-4278570
� �
� �
� �
�
� �
� �
� � �
� �
�
�
� � �
�