Inhoudsopgave
Advertenties
Het systeem uitschakelen na een alarm
Er zijn verschillende alarmtypes. Een inbraak- en sabotagealarm worden d.m.v. een ononderbroken sirenetoon gesignaleerd. Een brandalarm wordt
d.m.v. een pulserende sirenetoon gesignaleerd. Bij alle alarmmeldingen gaat het codeklavier snel piepen. Zie pagina 14 voor informatie over hoe te
reageren bij een brandalarm. Indien het systeem in EN50131 mode ingesteld staat kan u de werking van uw systeem en de procedure om
foutmeldingen te bevestigen/overbruggen terugvinden op pagina 38.
1. Voer uw gebruikerscode in om het systeem uit te schakelen.
2. De sirene wordt gestopt, het codeklavier stopt met piepen en het
alarmgeheugen wordt weergegeven.
3. Het alarmgeheugen geeft de zone(s) weer waar het alarm zich heeft
voorgedaan. In het voorbeeld heeft zich een inbraakalarm voorgedaan in zone 8.
4. Druk op de toetsen om de verschillende zones die in het alarmgeheugen
zijn vermeld weer te geven.
5. Druk op OK. Het systeem is gereed om te worden ingeschakeld.
Opmerking: U kunt het alarmgeheugen op elk ogenblik via het gebruikersmenu
of het Quick User menu weergeven. Open het Quick User menu door
achtereenvolgens op de toetsen OK en
selecteren en op OK te drukken.
te drukken
, Alarmgeheugen te
........
........
........
8 Alarm Memo
Zone 8
........
........
Systeem gereed
Aan? Geef code
NetworX V3-gebruikershandleiding
OK
13
Advertenties
Inhoudsopgave
