Inbedrijfname
6
Inbedrijfname
Alle elektrische aansluitingen conform de instructies aansluiten en pas
daarna de inbedrijfname uitvoeren!
▶ Neem de installatiehandleidingen van alle onderdelen en modules
van de installatie in acht.
Procedure:
Ga bij de inbedrijfname van het volledige systeem in onderstaande volg-
orde te werk (beschreven in de volgende hoofdstukken):
1. Installatie vullen, spoelen, ontluchten.
2. De bedieningsunit voor een cv-groep instellen (indien bedieningsunit
aanwezig is).
3. Checklist inbedrijfname invullen.
6.1
Installatie vullen, spoelen, ontluchten
Afgifteset
▶ Afsluitingen/kogelkranen sluiten.
▶ Meerdere warmwatertappunten openen, zodat er geen gecompri-
meerde luchtbellen in de leidingen worden opgebouwd.
▶ Installatie voorzichtig vullen: afsluitingen langzaam openen.
Om waterslag te vermijden:
▶ Afsluiters op de koudwaterinlaat en op de warmwateruitlaat lang-
zaam openen.
▶ Installatie vakkundig spoelen.
▶ Filter reinigen ( pagina 15).
▶ Installatie vullen en op dichtheid controleren.
▶ Installatie met behulp van de technische documenten van de boiler,
cv-toestel en regelaar in bedrijf stellen.
▶ Slang op ontluchtingsventielen steken [1, 2] en ontsnappend water
afvoeren.
Om het warmwatercircuit te ontluchten:
▶ Open de waterkraan. Met ontluchtingsventiel de lucht laten ontsnap-
pen [2].
Om het secundaire circuit (cv-groep) te ontluchten:
▶ Met ontluchtingsventiel [3] de lucht laten ontsnappen.
Om het primaire circuit te ontluchten:
▶ Thermostaatkraan openen. Met ontluchtingsventiel [1] de lucht laten
ontsnappen.
▶ Waarborg, dat na het ontluchten, de ontluchters geheel zijn gesloten.
Afb. 13 Warmwater- en cv-groep ontluchten
10
Compleet systeem
In het water ingesloten lucht kan pas na een bepaalde tijd door druk-
schommelingen en oplossings- en ontgassingsprocessen vrijkomen.
▶ Na een looptijd van 1 tot 2 weken de installatie opnieuw ontluchten
en eventueel bijvullen.
▶ Op elk hoogste punt in het systeem ontluchten.
▶ Ontluchting van alle boilers in het systeem uitvoeren:
– Om ophopingen van lucht te laten ontsnappen, de automatische
ontluchters bij het vullen open laten.
– Na volledige ontluchting van het systeem de ontluchters weer slui-
ten.
6.2
Warmwaterthermostaat instellen
WAARSCHUWING
Gevaar voor letsel door hete vloeistoffen door verkeerde instelling.
Er kunnen warmwatertemperaturen van meer dan 60 °C optreden.
▶ Waarborg dat de warmwaterthermostaat correct is ingesteld.
▶ Warmwatertemperatuur op een tappunt meten.
Wij adviseren een warmwatertemperatuur van 50 °C en een aanvoertem-
peratuur in het primair circuit van 60 °C ( hoofdstuk "Technische gege-
vens", warmwatervermogen).
▶ Warmwatertemperatuur direct op het tappunt bij een volumestroom
van circa 7 l/min meten.
▶ Gewenste warmwatertemperatuur instellen [1].
Wanneer de gewenste warmwatertemperatuur is bereikt:
▶ Tappunt sluiten.
▶ Blokkering tegen onbevoegd verstellen van de warmwaterthermos-
taat activeren.
De opdruk op de thermostaatkop komt overeen met de temperaturen bij
een aanvoertemperatuur van 60 °C en een volumestroom van 7 l/min. Bij
een verandering van de aanvoertemperatuur kunnen deze van de oor-
spronkelijke waarden op de thermostaatkop afwijken. In positie "Max."
kunnen permanent grote waterhoeveelheden door het primair circuit
stromen.
Flow 7000 – 6721837272 (2021/11)