Installatievoorbereiding
Installatie met radiatoren zonder mengmodule en buffervat
Wanneer de installatie slechts enkele radiatoren bevat, bestaat de moge-
lijkheid, dat in de slotfase van het ontdooiproces de bijverwarming wordt
geactiveerd.
▶ Installeer minstens één radiator met 500 W.
▶ Radiatorkranen volledig openen.
Een groter installatievolumen zorgt voor maximale energiebesparing en
voorkomt het bijverwarmen.
▶ Installeer minstens 4 radiatoren met 500 W
Cv-installatie met vloerverwarming en radiatoren in gescheiden cv-
circuits zonder buffervat
Een te kleine waterhoeveelheid in de cv-installatie kan leiden tot overma-
tig veel start/stop-cycli.
▶ Installeer een kamertemperatuurgestuurde regelaar in plaats van een
weersafhankelijke regeling.
Kleine vloeroppervlakken of weinig radiatoren in de installatie kunnen tot
gevolg hebben, dat in de slotfase van het ontdooiproces de bijverwar-
ming wordt geactiveerd.
▶ Installeer ≥ 1 radiator met 500 W.
Voor de vloerverwarming is geen minimaal vloeroppervlak nodig. Om bij-
verwarming te vermijden en een optimale energiebesparing te bereiken,
moeten de radiatorkranen en meerdere vloerverwarmingsventielen
deels zijn geopend.
Alleen gemengde cv-circuits
▶ Buffervat installeren ( separate installatie-instructie).
▶ Aanvoertemperatuursensor T0 conform aansluitschema aansluiten
( afb. 45).
▶ Zorg voor een minimale watervolume van 50 liter.
Alleen ventilatorkachels
Een te klein watervolume kan tot gevolg hebben, dat in de slotfase van
het ontdooiproces de bijverwarming wordt geactiveerd.
▶ Installeer een buffervat met een minimale volume van 10 liter.
H Minimaal volume van de cv-installatie
Bij onbekend installatievolume adviseren wij de instal-
latie van een buffervat.
4.4
Monteren leidingen
OPMERKING
Gevaar voor storingen door verontreinigingen in de leidingen!
Vaste stoffen, metaal-/kunststofspanen, hennep- en weefselbandresten
en dergelijke materialen kunnen zich in pompen, ventielen en warmte-
wisselaars afzetten.
▶ Voorkom het binnendringen van vaste stoffen in het leidingsysteem.
▶ Leidingcomponenten en -verbindingen niet direct op de vloer plaat-
sen.
▶ Zorg er bij het ontbramen voor, dat geen spanen in de leidingen ach-
terblijven.
▶ Leidingen voor de cv-installatie in het gebouw tot aan de installatielo-
katie van de binnenunit leggen.
▶ Geïsoleerde leidingen tussen de buitenunit en de binnenunit monte-
ren, warbij de leidingen zo kort mogelijk moeten zijn.
8
4.5
Overstortventiel monteren (optie)
Als optie kan een overstortventiel worden gemonteerd.
Conform EN 12828 mag er tussen de binnenunit (warmtebron) en de
overstortventiel(en) geen afsluiter bevinden.
Wanneer de binnenunit lokaal met een overstortventiel kan worden afge-
sloten (bijvoorbeeld door afsluitkranen):
▶ Overstortventiel in de aanvoer buiten de binnenunit monteren.
▶ Geïsoleerde leidingen tussen afvoer en overstortventiel vorstvrij in-
stalleren.
1
2
3
4
Afb. 6
Montage overstortventiel
[1]
Overstortventiel
[2]
O-ring
[3]
Aansluitbuis overstortventiel
[4]
Borgveer
[5]
Pakking
4.6
Monteren cv-pomp (optional)
( hoofdstuk 12.1, pagina 33)
Of de installatie van een cv-pomp noodzakelijk is, hangt af van de confi-
guratie van de cv-installatie en hoogte van de installatieweerstand.
▶ Selecteer de cv-pomp op basis van het vereiste debiet en drukverlies.
▶ Bypass [1] tussen aanvoer [2] en retour [3] monteren
( afb. 7)monteren om cv-pomp hydraulisch van het cv-circuit ont-
koppelen. Let bij de montage op de voorgeschreven afmetingen en
afstanden ( tab. 4).
Afmetingen/afstanden Eenheid
Buitendiameter D
mm
Minimale bypass-lengte L
• Rechte uitvoering A
mm
• U-vorm uitvoering B
mm
Maximale afstand tussen
m
bypass en binnenunit
Tabel 4 Leidingdiameter en bypass-lengte
Compress Hybrid 7000i AW – 6721835859 (2021/05)
1.
2.
0010036552-001
Waarde
≥ 22
≥ 200
≥ 100
1 – 2
5