Filterefficiëntie controleren
De filterefficiëntiemodus kan worden geactiveerd, om na de
meting het rendement van het filter te tonen.
1. Selecteer "PARTICLE" op het startscherm en druk daarna
op de toets "ENTER".
ð Het scherm "Meting" verschijnt.
2. Druk op de toets "F3"
meetinstellingen.
3. Selecteer " Filterefficiëntie" met de toetsen
druk op de toets "ENTER".
4. Selecteer "Activeren" met de toets
activeren van de filterefficiëntiemodus.
activate
deactivate
5. Druk op de toets "ESC", voor terugkeer naar het
beeldscherm "Meting".
6. Druk op de toets "RUN/ STOP", voor het starten van de
meting.
ð Wordt de meting gestart, verschijnt eerst het symbool
C1 linksboven in het menu. C1 geeft de eerste meting
van de omgevingsgegevens aan.
14
, voor het oproepen van de
en
, voor het
7. Druk op de toets RUN/STOP.
ð Na de meting van de omgevingsgegevens verschijnt C2
linksboven in het menu. C2 geeft aan dat het
filterrendement wordt gemeten.
ð Na het afronden van beide metingen worden de
verschillen weergegeven.
8. Druk in het menu "Filterrendement" op deactiveren, voor
het weer uitschakelen van de filterefficiëntiemodus.
Sensor reinigen (interne kalibratie)
Is het apparaat in sterk vervuilde omgevingen gebruikt, moet de
sensor met het meegeleverde nulfilter worden gereinigd.
Ga hierbij als volgt te werk:
1. Schroef de metalen meettrechter van het apparaat.
2. Schroef de kalibratieslang op de aanzuigaansluiting en
monteer het nulfilter.
3. Voer nu een meting uit in de deeltjesmeetmodus
"Cumulatief", tot in elke kanaal "0" wordt weergegeven.
4. De kalibratieprocedure mag niet langer dan 5 minuten
duren. Zijn daarna nog niet de gewenste nulwaarden in
alle kanalen bereikt, neem dan contact op met de Trotec
klantenservice.
deeltjesteller PC220
NL