Bougie
De conditie van de bougie
wordt beïnvloed door:
• Een verkeerde afstelling
van de carburateur
• Een verkeerd oliemengsel
in de brandstof (te veel of
verkeerde olie).
• Een vuil luchtfilter.
Deze factoren
veroorzaken afzettingen
op de elektroden van de
bougie, wat tot
motordefecten en
startmoeilijkheden kan
leiden.
Wanneer de machine een laag vermogen heeft, moeilijk start
of onregelmatig onbelast draait, dient u altijd eerst de bougie
te controleren voor u andere maatregelen neemt.
Maak de bougie schoon als ze verstopt is en controleer of de
afstand tussen de elektroden 0,5 mm bedraagt. De bougie
moet na een maand gebruik, of eerder indien nodig, vervangen
worden.
N.B.! Gebruik steeds het correcte bougietype! Het verkeerde
type kan de zuiger/cilinder beschadigen.
Haakse overbrenging
De haakse overbrenging is
af fabriek gevuld met een
geschikte hoeveelheid vet.
Voor u de machine in
gebruik neemt, moet u
controleren of de
overbrenging voor 3/4
gevuld is met vet. Gebruik
HUSQVARNA speciaalvet.
Het smeermiddel in het
transmissiehuis moet
normaal gezien alleen
vervangen worden in geval
van een reparatie.
Deelbare steel
Het aandrijfasuiteinde in
de onderste steel moet om
de 30 werkuren inwendig
gesmeerd worden met vet.
Als dit niet regelmatig
gebeurt, bestaat het risico
dat de andrijfasuiteinden
(spiebanenverbindingen)
van de deelbare modellen
gaan klemmen.
ONDERHOUD
Onderhoudsschema
Hieronder worden een aantal algemene
onderhoudsvoorschriften opgesomd. Neem contact op met uw
dealer indien u meer informatie behoeft.
Dagelijks
0,5 mm
onderhoud
1. Maak de machine
uitwendig schoon.
2. Controleer of de
gashendelvergrendeling
en de gashendel goed
werken uit
veiligheidsoogpunt.
3. Controleer of de
stopschakelaar werkt.
4. Controleer of de maai-
uitrusting niet roteert
bij stationair draaien.
5. Maak het luchtfilter
schoon of vervang het
indien nodig.
6. Controleer of de
beschermkap niet
beschadigd is en geen
barsten vertoont.
Vervang de
beschermkap als ze
gebarsten is of slagen te
verduren gehad heeft.
7. Controleer of de
maaikop onbeschadigd
is en geen barsten
vertoont. Vervang de
maaikop indien nodig.
8. Controleer of de
borgmoer goed
aangehaald is.
9. Controleer of de
moeren en schroeven
aangehaald zijn.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
19
Nederlands –