6. OPERATIE
6.1 START/STOP (AFB. F)
⚫
Open het batterijklepje.
⚫
Plaats de batterij.
⚫
Sluit het deksel van het batterijvak.
⚫
Houd de veiligheidsvergrendelingsknop (1) ingedrukt.
⚫
Trek het borgniveau (2) omhoog naar de handgreep om de maaier te
starten en laat de knop los.
⚫
Laat de hendel (2) los om de maaier te stoppen.
6.2 OVER DE WERKING VAN HET ZELFRIJDENDE SYSTEEM (FIG.F)
⚫
Trek de bedieningsstang (3) van de zelfrijder naar de handgreep.
⚫
Om de zelfaandrijving uit te schakelen laat u de hendel van de zelfaandrijving (3) los.
Het systeem heeft een variabele snelheid. Om de snelheid te verhogen draait u de knop voor zelfaandrijving (4)
tegen de klok in. Om de snelheid te verlagen, draait u de draaiknop (4) met de klok mee.
6.3 SOFT-START
Deze LI-ION maaier is uitgerust met een "soft start" functie. Bij de eerste keer starten heeft de maaier
ongeveer 3 seconden nodig om op volle snelheid te komen. Als de maaier niet start: Verwijder de accu en
controleer onder het maaidek of het mes door niets wordt geblokkeerd en vrij met de hand kan worden
gedraaid. Zelfs een kleine hoeveelheid gras bij het opstarten verhindert dat de "zachte start" de maaier
activeert.
WAARSCHUWING: Probeer de functie van de veiligheidsvergrendelingsknop of de beugelhendel niet te
omzeilen.
WAARSCHUWING: Tijdens het gebruik van een maaier kunnen vreemde voorwerpen in de ogen worden
geworpen, wat ernstig oogletsel kan veroorzaken. Draag altijd een veiligheidsbril wanneer u de maaier bedient
en wanneer u aanpassingen of reparaties uitvoert.
WAARSCHUWING: Zorg ervoor dat andere mensen en huisdieren ten minste 30 meter uit de buurt blijven
wanneer de maaier in werking is.
gebruik.
6.4 INSPECTIE VAN DE S C H I J N I N G V A N D E C O M P E T I E S
Verwijder alle stenen, stokken, draden, botten en andere vreemde voorwerpen die door de draaiende messen
kunnen worden weggeslingerd.
6.5 S C H N I T U U R H E I D
Bij levering staan de wielen van de maaier in een lage maaistand. Voordat u de maaier voor het eerst gebruikt,
stelt u de maaistand in op de meest geschikte hoogte voor uw gazon. De gemiddelde hoogte van het gazon
moet tussen 2,5 en 5 cm zijn in koele maanden en tussen 5 en 7,5 cm in warme maanden.
6.6 OM DE HOOGTE IN TE STELLEN
Om de maaihoogte te verhogen, pakt u de hoogteverstelhendel (1) vast en beweegt u deze naar de
18
(Fig. F)