Een belangrijk aspect bij de toepassing van reinigingsmiddelen voor batterijen is de geschiktheid voor
afspoelen. De meeste hydroxiden neigen ertoe zich aan oppervlakken vast te hechten tenzij voldoende
bevochtigingsmiddelen aan de formule zijn toegevoegd om de oppervlaktespanning van de oplossing te
verlagen. Als de oplossing te weinig bevochtigingsmiddelen bevat en niet afdoende van het oppervlak gespoeld
wordt, kan het residumateriaal zich op het grensvlak tussen vinnen en buizen vastzetten en doorgaan met het
aantasten van de vinnen.
BAC adviseert het gebruik van meer geavanceerde reinigingsmiddelen die als surfactantia bekend zijn. Deze
middelen verlagen de oppervlaktespanning en zijn in staat in de vuildeeltjes door te dringen, ze te emulsifiëren
en op te lossen zonder de basislegering te beïnvloeden. Surfactante systemen zijn veilig voor de
batterijlegering; ze zijn gemakkelijk weg te spoelen en beter dan alkalische reinigingsmiddelen in staat aanslag
los te maken en te verwijderen. Bovendien zijn ze milieuneutraal, veilig in gebruik en gemakkelijk aan te
brengen en af te spoelen. Surfactante systemen zijn vrijwel altijd niet-corrosief.
Ventilator vervangen
In geval van vervanging, mogelijke veiligheidsrisico's afkomstig van de ventilator moeten herbekeken worden
nadat dit in de koeler geïnstalleerd is.
Observeer het volgende wanneer aan de ventilatoren wordt gewerkt:
•
Geen aanpassingen, toevoegingen of omschakelingen doen aan de ventilator zonder goedkeuring van de
producent van de koeler.
•
In eindschakels en verbindingen is mogelijk nog restspanning aanwezig nadat het toestel wordt
uitgeschakeld.
Wacht 5 (vijf) minuten na het uitschakelen van de stroom aan alle polen vooraleer de ventilator te openen.
•
In geval van storing, zit er elektrische stroom aan de remschijf en de propeller.
Raak de remschrijf en propeller niet aan eens ze geïnstalleerd zijn.
•
Zet de ventilator onmiddellijk uit indien er een beschermingsonderdeel ineffectief is of ontbreekt.
De ventilatoren worden geregeld via een digitaal bussysteem (MODBUS RTU).
Voor communicatie met de bus moet elke ventilator een uniek adres toegewezen worden, startende met "2, 3,
4,...", waarbij 1 vrij blijft voor een vervangingsventilator. De volgorde van bovenstaand systeem wordt getoont is
het diagram onderaan.
In geval van ventilatorvervanging is het nodig om de toegewezen ventilatornummer getoond op de diagrammen
te specifiëren, zodat de vervangingsventilator correct kan geprogrammeerd worden.
Diagram toont de volgende van ventilatormotorlocaties
22
W W W . B A L T I M O R E A I R C O I L . E U
A. Controlepanel
B. 4-ventilatortoestel
C. 6-ventilatortoestel
D. 8-ventilatortoestel
E. 10-ventilatortoestel
F. 12-ventilatortoestel
G. 14-ventilatortoestel
Schema voor interne motorschakelstrook