Verbindingselementen Voor de flensverbinding tussen afsluiter en leiding alle daarvoor bestemde
Flensverbinding
Verbinding met
schroefdraad
16 van 28
5 Inbouwen
5.4.1 Flensverbindingen
flensboringen gebruiken.
ü De afdichtingsvlakken van de aansluitflenzen zijn schoon en onbeschadigd.
ü Juiste uitlijning van de leiding en de flens op parallelliteit controleren.
1. Afsluiter tussen de leidingflenzen uitlijnen.
2. De verbindingselementen met geschikt gereedschap gelijkmatig kruiselings
vastdraaien.
ü Draden zijn schoon en onbeschadigd.
1. Afsluiter tussen de schroefdraadaansluitingen van de leiding uitlijnen.
2. Schroefdraadverbinding met een steeksleutel aanhalen.
BOA-RPL/RPL F-F / BOA-RFV