11 | Bedrijfs- en storingsmeldingen
Storingscode
Soort
Betekenis
code
2P
3 4 1
2 + 3 De gemeten temperatuur door de aanvoer-
temperatuursensor of de retourtemperatuur-
sensor, stijgt te snel.
2P
3 4 2
2
De gemeten temperatuur door de aanvoer-
temperatuursensor stijgt te snel.
2U
2 1 3
2
De gemeten temperatuur tussen de aanvoer-
en de retourtemperatuursensor is te groot.
2U
3 4 9
2
Het op laaglast gemeten temperatuurverschil
tussen de aanvoertemperatuursensor en de
retourtemperatuursensor is te groot.
3C
2 1 7
3
Het ventilatortoerental is onregelmatig tij-
dens het opstarten.
3L
2 1 4
3
De ventilator draait niet tijdens de opstartfa-
se (0C).
3P
2 1 6
3
Het ventilatortoerental is te laag.
3Y
2 1 5
3
Het ventilatortoerental is te hoog.
4A
2 1 8
3
De aanvoertemperatuursensor heeft een
temperatuur gemeten die hoger is dan
105 °C.
4C
2 2 4
3
Een toestelthermostaat (bijv. maximaal- of
branderthermostaat) heeft een te hoge tem-
peratuur gemeten en staat geopend.
4E
3 4 7
2
De retourtemperatuursensor heeft een hoge-
re cv-watertemperatuur gemeten dan de aan-
voertemperatuursensor. Na 10 minuten volgt
een herstart.
4U
3 5 0
2
De contacten van de aanvoertemperatuur-
sensor zijn kortgesloten.
2
4U
5 2 2
Er wordt een sensortest uitgevoerd. Het cv-
toestel wacht totdat de test is geslaagd.
4Y
3 5 1
2
De contacten de aanvoertemperatuursensor
zijn onderbroken.
5H
2 6 8
Componententest.
5P
5 5 2
2
Er is, vaker dan is toegestaan, een reset uitge-
voerd door een op het cv-toestel aangesloten
regeling of kamerthermostaat.
6A
2 2 7
2 + 3 Er is onvoldoende ionisatiestroom gemeten
na het ontsteken van de brander.
6C
2 2 8
3
Er is een ionisatiestroom gemeten, voordat
de brander is gestart.
6C
5 0 9
3
De besturingsunit is defect.
26
Oplossing
▶ Controleer de cv-waterdruk en ontlucht de cv-installatie en het cv-toestel.
▶ Controleer of er voldoende stroming over de cv-installatie mogelijk is.
▶ Controleer de werking en de bekabeling van de pomp en de betreffende
sensoren. Vervang het onderdeel indien nodig.
▶ Controleer de cv-waterdruk en ontlucht de cv-installatie en het cv-toestel.
▶ Controleer of er voldoende stroming over de cv-installatie mogelijk is.
▶ Controleer de bekabeling naar de pomp en de betreffende sensoren. Ver-
vang het onderdeel indien nodig.
▶ Controleer de cv-waterdruk en ontlucht de cv-installatie en het cv-toestel.
▶ Controleer of er voldoende stroming over de cv-installatie mogelijk is.
▶ Controleer de bekabeling naar de pomp en de betreffende sensoren. Ver-
vang het onderdeel indien nodig.
▶ Controleer de bekabeling en de connectors van de ventilator.
▶ Controleer de werking van het cv-toestel door de ventilator te vervangen.
▶ Controleer de connectors van de besturingsunit.
▶ Controleer de werking van het cv-toestel door de besturingsunit te vervan-
gen.
▶ Controleer de cv-waterdruk en ontlucht de cv-installatie en het cv-toestel.
▶ Controleer of er voldoende stroming over de cv-installatie mogelijk is.
▶ Controleer de werking van de pomp en de aanvoertemperatuursensor.
Vervang het onderdeel indien nodig.
▶ Controleer of er voldoende stroming over de cv-installatie mogelijk is.
▶ Controleer de branderpakking(en) op lekkage van rookgassen. Vervang
indien nodig de branderpakking(en).
▶ Controleer de warmtewisselaar op vervuiling.
▶ Controleer de gas-luchtverhouding.
▶ Controleer of de bekabeling van de retour- en aanvoertemperatuursensor
niet zijn omgedraaid.
▶ Controleer de bekabeling en de connectors van de betreffende sensoren.
▶ Controleer de werking van de betreffende sensoren. Vervang het onder-
deel indien nodig.
▶ Controleer de connector van de sensor.
▶ Controleer de werking van het cv-toestel door de sensor te vervangen.
▶ Controleer de connector van de sensor.
▶ Controleer de werking van het cv-toestel door de sensor te vervangen.
▶ Reset het cv-toestel via het bedieningspaneel van het cv-toestel.
▶ Lees het historiemenu uit en los de opgetreden storingen op.
▶ Controleer het cv-toestel op vervuiling.
▶ Controleer de dynamische gasvoordruk.
▶ Controleer de gas-luchtverhouding.
▶ Controleer de connectors van de ontstekingsunit.
▶ Controleer de ontsteking en de ionisatiestroom.
▶ Controleer de ontstekingsunit op beschadiging. Vervang het onderdeel in-
dien nodig.
▶ Controleer de connector van de ionisatiepen.
▶ Controleer de ontstekingsunit op beschadiging en slijtage. Vervang het
onderdeel indien nodig.
▶ Controleer de connectors en de bekabeling van de besturingsunit.
▶ Controleer de werking van het cv-toestel door de besturingsunit te vervan-
gen.
ProLine NxT • 6720884578 (2021/03)