1. Inleiding
De R1C condenspotmonitor controleert continu één enkele con-
denspot op zijn goede werking, en dit in samenhang met een de-
tectiekamer en voeler, of een condenspot met geïntegreerde voe-
ler. De monitor toont door middel van gekleurde LED's of de con-
denspot correct werkt, stoom doorlaat of eventueel defect is in ge-
sloten stand. Aansluiting op een EMS/BMS systeem via analogue
en digitale uitgangen. Dit laat toe de condenspot op afstand te
volgen.
Voor controle van lekke condenspotten wordt een standaardvoeler
type SS1 gebruikt in combinatie met een Spiratec detectiekamer.
Voor controle op stoomlek plus stuwen van condensaat dient een
condensaatstuwvoeler type WLS1 gebruikt te worden in combina-
tie met een Spiratec detectiekamer.
2. Beschrijving
De automatische condenspotmonitor R1C meet, met behulp van
de voeler en op continue basis, wat zich precies voordoet aan de
ingang van de condenspot.
Als de condenspot correct werkt, vult de detectiekamer zich op met
condensaat en is de voeler ondergedompeld. De R1C monitor
meet de weerstand aan de sonde type SS1 om vast te stellen of
deze ondergedompeld is in condensaat dan wel omgeven door
stoom. Uit deze meting besluit de R1C of de condenspot correct
werkt ofwel stoom doorlaat. Indien de condenspot stoom doorlaat
(condenspot geblokkeerd in open stand), jaagt de stoom het con-
densaat uit de detectiekamer, het condensaatpeil daalt en de voe-
ler SS1 is niet langer ondergedompeld.
Met de gecombineerde lek-stuwvoeler type WLS1 wordt een
stoomlek vastgesteld op dezelfde wijze als hierboven. De lek-
stuwsonde WLS1 heeft echter ook een ingebouwde temperatuur-
sonde. Indien de condenspot geen condensaat afvoert (condens-
pot geblokkeerd in gesloten stand), zal dit condensaat stelselmatig
afkoelen in de detectiekamer. De monitor stelt de te lage tempera-
tuur vast en geeft een "fout"-signaal.
Bij levering is de R1C klaar voor gebruik met de standaardwaarden
ingesteld. In de meeste gevallen zal het niet nodig zijn de instel-
ling te wijzigen bij het in dienst stellen. Soms kan een wijziging
van de drempelwaarden zich opdringen. Dit kan gebeuren door het
verstellen van de inwendige schakelaars. Zie hiertoe hoofdstuk 4.
R1C
Condenspotmonitor
INSTALLATIE en ONDERHOUD
Wijzigingen voorbehouden
3. Installatie
3.1. Mechanische installatie
3.1.1. De detectiekamer
Spiratec detectiekamers zijn beschikbaar met schroefdraad-, soc-
ket weld- of flens-aansluitingen. Opstelling zoals op schets hier-
onder: de detectiekamer dient onmiddellijk voor de condenspot
gemonteerd, in de correcte stand, de aansluitingen horizontaal en
met de doorstroomrichting in de zin van de pijl op het huis. De in-
stallatieinstructies worden meegeleverd met de detectiekamer.
De detectiekamers worden geleverd met een SS1 voeler voor de-
tectie van stoomlekken ingebouwd.
ook controle op stuwen van condensaat wordt vereist wordt de de-
tectiekamer geleverd zonder sonde, wordt de voeler WLS1 apart
geleverd, en dient men zelf de WLS1 voeler te monteren.
Noteer dat de R1C enkel werkt met WLS1 voelers zonder inge-
bouwde diodeset. WLS1 sondes met ingebouwde diodeset mogen
niet worden gebruikt.
condenspot
detectiekamer
Fig. 1 Correcte installatie
Nota: Geschroefde versie, condenspotten met geïntegreerde voe-
lers vereisen geen aparte lekdetectiekamer.
3.1.2. Installatie condenspot
De installatieinstructies worden meegeleverd met de detectieka-
mer.
3.1.3. Installatie R1C
De behuizing van de R1C bestaat uit een ronde doos met M20 ge-
tapte ingangen. Om indringen van vocht te voorkomen dienen pas-
sende wartels gebruikt te worden tussen de R1C en de Spiratec
voeler (type SS1 of WLS1). Wordt de kabel tussen R1C en het
EMS/BMS systeem in een buis gemonteerd, zorg er dan voor dat
de verbinding waterdicht is zodat de IP65 bescherming niet teniet
gedaan wordt. De R1C wordt op maximum 10 meter van de detec-
tiekamer gemonteerd. De doos is ontworpen voor montage in een
buizensysteem voor elektrische geleiders maar kan evengoed op
een geschikt oppervlak bevestigd worden mits gebruik van pas-
sende wartelmoeren.
3.1.4. Werkvoorwaarden
-20°C tot +55°C.
3.2. Elektrische installatie
Zorg er voor dat de voeding naar het EMS/BMS systeem afge-
schakeld is vooraleer aan te vangen met de bedrading. Verwijder
het deksel van de R1C om bij de klemmen te komen. Figuur 5
toont de configuratie van het klemmenbord.
3.2.1. Verbinding van de voeler met de R1C
De R1C monitor kan gebruikt worden met een standaardvoeler
SS1 of met een condensaatstuwvoeler WLS1. Zie hieronder:
IM-P087-33
MI-BEn-06
4.5.2.060
Voor toepassingen waarbij
Fig. 2 Foutieve installatie