[OPNAME] functie:
Basiskennis
Beelden maken m.b.v. de automatische functie
(
: Intelligente Automatische Functie)
ñ
Alle instellingen van de camera worden aangepast aan het onderwerp en de
opnamecondities. Wij raden deze manier van opnemen dus aan voor beginners of als u de
instellingen wenst over te laten aan de camera om gemakkelijker opnamen te maken.
• De volgende functies worden automatisch geactiveerd.
– Scènedetectie/[STABILISATIE]/[SLIMME ISO]/Gezichtsdetectie/Compensatie van de
achtergrondverlichting/Digitale Rode-ogencorrectie
• De statusindicator 3 brandt wanneer u
dit apparaat aan 2 zet. (Deze gaat uit na
ongeveer 1 seconde.)
(1: Ontspanknop)
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar naar [!] en druk
vervolgens op [MODE].
Op 3/4 drukken om [INTELLIGENT AUTO] te kiezen en vervolgens
op [MENU/SET] drukken.
• U kunt snel naar Intelligente automatische functie schakelen door op [¦] A te drukken
wanneer de [OPNAME]/[AFSPELEN] selectorschakelaar ingesteld is om op te nemen.
Door [¦] opnieuw in te drukken gaat u terug naar de eerdere functie.
Het toestel voorzichtig vasthouden met
beide handen, armen stil houden en uw
benen een beetje spreiden.
B Flits
C AF assistentielamp
De ontspanknop tot de helft indrukken om
scherp te stellen.
• De focusaanduiding 1 (groen) gaat branden wanneer
er op het onderwerp scherpgesteld is.
• De AF-zone 2 wordt afgebeeld rond het gezicht van
het onderwerp door de gezichtsherkenningfunctie. In
andere gevallen wordt deze afgebeeld op het punt op
het onderwerp waarop scherp gesteld is.
• Het focusbereik is 5 cm (Breed)/50 cm (Tele) tot ¶.
ñ
1
2
(DUT) VQT2D47
17