Initialiseer de printer.
9
PAS
OP: Sluit de netwerkkabel niet aan op dit moment.
9.1
Sluit het netsnoer aan op de printer en de
wandcontactdoos (gebruik geen verlengsnoer).
PAS
OP: Elke printer moet worden aangesloten op
een eigen groep (15 A of 20 A).
9.4
Druk een configuratiepagina af om ervoor
te zorgen dat de printer goed werkt.
OPMERKING: Markeer de afgedrukte
pagina met een '1' om de eerste
initialisatie aan te geven.
Pas de kleurtint aan de fabrieksinstellingen aan.
10
BELANGRIJK: Sla deze stap niet over. Deze functie moet worden uitgevoerd tijdens de eerste installatie van de printer.
10.1
Open vanuit het startscherm de volgende menu's:
Ondersteuningshulpmiddelen
Raak de knop
Start
10.2
Plaats papier van A4- of Letter-formaat in lade 2 voor papier met de invoerrichting korte
zijde (SEF). Raak de knop
Volgende
OPMERKING: Papier moet met de korte zijde van het papier aan de rechterkant van de
lade worden geplaatst.
9.2
->
Onderhoud
->
Kalibratie/reiniging
aan om het proces te starten.
aan om de gescande ID-diagrampagina af te drukken.
->
Geavanceerde kalibratieondersteuning
10.3
Controleer of de afgedrukte gescande ID-diagrampagina correct is afgedrukt en
overeenkomt met de pagina die hieronder wordt weergegeven.
Raak de knop
Volgende
aan.
5
9.3
Volg de prompts op het bedieningspaneel om de
instellingen voor land/regio, taal, datum en tijd in te
stellen.
OPMERKING: Wacht 5-10 minuten totdat de printer de
initialisatieprocessen automatisch heeft voltooid.
->
Instellen van standaardtinten