6.1.5. "Accu met zeer lage klemspanning".
Als de accu te ver is ontladen, valt de spanning ruim onder 12 V (24 V). Als de accu een spanning heeft van minder dan 10 V
(20 V of 40 V respectievelijk voor 24 V en 48 V accu's) of als een van de accucellen een celspanning heeft van minder dan 2,5
V, heeft de accu permanente schade. Dit maakt de garantie ongeldig. Hoe lager de accu- of celspanning is, hoe groter de schade
aan de accu.
Geprobeerd kan worden de accu te herstellen met behulp van de onderstaande laadprocedure bij lage spanning. Let op dat dit
geen gegarandeerd proces is, herstel kan mislukken en dat er een realistische kans is dat de accu permanente celschade heeft,
wat resulteert in een matig tot ernstig capaciteitsverlies nadat de accu is hersteld.
Oplaadprocedure voor herstel na te lage spanningsgebeurtenis:
Deze herstel laadprocedure wordt alleen uitgevoerd op een afzonderlijke accu. Als het systeem meerdere accu's bevat, herhaal
dan deze procedure voor elke afzonderlijke accu.
Dit proces kan riskant zijn. Er moet te allen tijde een toezichthouder aanwezig zijn.
1.
Stel de acculader of voeding in op 13,8 V (27,6 V, 55,2 V).
2.
Als een van de celspanningen lager is dan 2,0 V, laad dan de accu op met 0,1 A totdat de spanning van de laagste cel
toeneemt tot 2,5 V.
Een toezichthouder moet de accu controleren en de acculader stoppen zodra de accu heet wordt of uitpuilt. Als dit het geval
is, dan is de accu onherstelbaar beschadigd.
3.
Zodra de spanning van de laagste cel boven 2,5 V is gestegen, verhoog dan de laadstroom naar 0,1C.
Voor een 100 Ah-accu is dit een laadstroom van 10 A.
4.
Sluit de accu aan op een BMS en zorg ervoor dat het BMS controle heeft over de acculader.
5.
Let op de initiële klemspanning van de accu en de accucelspanningen.
6.
Start de acculader.
7.
Het BMS kan de acculader uitschakelen, dan weer voor een korte tijd inschakelen en vervolgens weer uitschakelen.
Dit kan vele malen voorkomen en is normaal gedrag als er sprake is van een belangrijke celonbalans.
8.
Controleer de spanningen met regelmatige tussenpozen.
9.
Tijdens het eerste deel van het laadproces moeten de celspanningen toenemen.
Als de spanning van een van de cellen in het eerste half uur niet toeneemt, moet de accu als onherstelbaar worden
beschouwd en de laadprocedure afgebroken worden.
10. Controleer de temperatuur van de accu met regelmatige tussenpozen.
Als een sterke temperatuurstijging gezien wordt, dan moet de accu als onherstelbaar worden beschouwd en de
laadprocedure afgebroken worden.
11. Zodra de accu 13,8 V (27,6 V, 55,2 V) heeft bereikt, verhoog dan de laadspanning tot 14,2 V (28,4 V, 56,8 V) en verhoog de
laadstroom naar 0,5C.
Voor een 100 Ah-accu is dit een laadstroom van 50 A.
12. De celspanningen nemen langzamer toe; dit is normaal tijdens het middelste deel van het laadproces.
13. Laat de acculader 6 uur aangesloten.
14. Controleer de celspanningen, deze moeten allemaal binnen 0,1 V van elkaar liggen.
Als een of meer cellen een veel groter spanningsverschil hebben, moet de accu als beschadigd worden beschouwd.
15. Laat de accu een paar uur rusten.
16. Controleer de spanning van de accu.
De spanning moet ruim boven 12,8 V (25,6 V, 51,2 V) zitten zoals 13,2 V (26,4 V, 52,8 V) of hoger. En de celspanningen
moeten nog steeds binnen 0,1 V van elkaar liggen.
17. Laat de accu 24 uur rusten.
18. Meet de spanningen opnieuw.
Als de accuspanning lager is dan 12,8 V (25,6 V, 51,2 V) of als er een merkbare celonbalans is, dan is de accu onherstelbaar
beschadigd.
Pagina 27
Lithium NG 12,8V battery handleiding
Probleemoplossing & ondersteuning