Het product gebruiken
MicroSD™-kaart
Zorg dat het product is uitgeschakeld voordat u
de geheugenkaart plaatst.
Als de geheugenkaart wordt verwijderd of
geplaatst terwijl het product aanstaat, kunnen de
opgeslagen gegevens verloren gaan of kan het
product schade oplopen.
De beschermfolie van de
cameralens verwijderen
Haal de beschermfolie van de voorcameralens
voordat u de voor- of achtercamera gaat
gebruiken.
De voorcamera monteren en
verwijderen
De voorcamera kan worden gemonteerd of
verwijderd door tegelijkertijd de knoppen (1) aan
beide zijden van de camerahouder in te drukken.
Als u het product aansluit op de camerahouder,
dient u eerst de groef (2) aan de onderkant van
de camerahouder uit te lijnen met het product
en daarna het product (3) en de camerahouder
volledig in elkaar te zetten.
Wanneer u de voorcamera verwijdert, wordt ook
de achtercamera (optioneel) uitgeschakeld.
Verwijder de voorcamera uitsluitend als
het product uitstaat. De opgeslagen
media kunnen verloren gaan of het
product kan schade oplopen.
De camera aan- en uitzetten
Automatisch:
■
–
De camera wordt automatisch aangezet
als het contact van het voertuig wordt
ingeschakeld.
–
De camera wordt automatisch uitgezet
als het contact van het voertuig na
een bepaalde tijd (uitstapfase) wordt
uitgeschakeld.
Handmatig:
■
–
De camera kan handmatig worden
ingeschakeld door de stroomknop in te
drukken.
–
De camera kan handmatig worden
uitgeschakeld door de stroomknop
gedurende drie seconden in te drukken.
Houd de stroomknop gedurende 3 seconden
■
ingedrukt om het product uit te zetten.
Het product resetten
Houd de stroomknop ( ) en de opnameknop
(
) tegelijkertijd enkele seconden ingedrukt
om de fabrieksinstellingen te herstellen (alle
opnames en instellingen).
9