4. Veiligheidsvoorschriften
Het gebruik van het apparaat vereist dat de gebruiker de normale veilig-
heidsvoorschriften opvolgt en het certificaat heeft gelezen, zodat het appa-
raat op de juiste manier wordt bediend.
Daarnaast moeten de volgende veiligheidsvoorschriften in acht worden genomen:
- Het apparaat mag binnen het explosiegevaarlijke bereik niet
worden geopend.
- De batterijen mogen uitsluitend buiten het explosiegevaarlijkebereik
worden vervangen.
- Het meevoeren van extra batterijen is in het explosiegevaarlijkebereik
niet toegestaan.
- Er mogen uitsluitend geteste batterijtypes worden geplaatst.
- Er mogen uitsluitend de door de ecom toegelaten voelers worden
gebruikt.
- Men dient ervoor te zorgen dat het meetapparaat niet in zone 0
wordt gebracht.
- Niet meten aan delen die onder spanning staan.
- Te sterk verhitte temperatuursondes mogen niet in de Ex-zone worden
gebracht.
- et op de meetbereiken van de detector. Bij oververhitting worden
dde voelers vernietigd.
- Gebruik in agressieve zuren of basen dient te worden vermeden.
- Gebruik de temperatuursondes in explosieve damp-, nevel of gas-lucht-
mengsels alleen onder specifieke atmosferische omstandigheden, d.w.z.
temperatuur: -10...+50°C, druk: 0,8...1,1 bar.
- Als er geen explosieve mengsels aanwezig zijn, of aanvullende maatrege-
len conform EN 1127-1 zijn genomen, mogen de temperatuursondes ook
buiten bovengenoemde atmosferische omstandigheden worden gebruikt,
mits overeenkomstig de specificaties van de fabrikant.
- Zorg er voor dat tijdens het gebruik van de temperatuursondes mecha-
nische beschadiging en frictie in de applicatie uitgesloten zijn. Let met
name op stromingen en in reservoirs ingebouwde onderdelen.
- Eventueel dienen passende maatregelen tegen statische elektriciteit te
worden genomen.
- Bij gebruik van een aardaansluiting dient u de voorschriften van
EN 60079-14 in acht te nemen.
- Voordat de temperatuursondes in de Ex-zone worden gebracht, dient u
ze kort te aarden.
41