Inhoudsopgave
Advertenties
Handleiding Serie 3000
3.4 MONTAGE STAND
Wanneer de transmitter horizontaal is gemonteerd, dan dient de PG wartel naar beneden te wijzen.
3.5 MONTAGE STAND EFFECT
Afhankelijk van de montage van de transmitter in het tegendeel kan een montage effect optreden. Dit effect is
zeer eenvoudig op te heffen in P103. De span wordt hierbij niet beïnvloedt.
3.6 KALIBRATIE
Alle transmitters worden van fabriekswege afgeregeld op het door de klant gewenste meetbereik. Indien geen
afregelbereik is opgegeven, dan wordt de transmitter op zijn hoogste span afgeregeld.
3.7 BEKABELING
In applicaties waarbij kunststoftank of –leidingen toegepast zijn, moet de transmitter wel geaard worden. Het
foutief aansluiten van + en - zal de transmitter niet beschadigen, echter de transmitter zal pas werken indien de
draden goed zijn aangesloten.
4.
OVERIG
4.1 DIGITALE LOKALE AANWIJZER
Standaard worden de transmitters uit de Serie 3000 geleverd met een digitaal display. De drie druktoetsen
bevinden zich achter schroefdeksel (1). Als optie is een doorzichtig deksel leverbaar zodat het display als lokale
aanwijzer in het proces kan worden gebruikt (Optie: I, meerprijs). De uitlezing loopt van minimaal -9999 tot
maximaal 9999 (4 digits).
4.2 CE / EMC - RICHTLIJN
Alle Klay transmitters worden gefabriceerd overeenkomstig de RFI/EMC richtlijnen en voldoen aan de CE-Norm.
Alle transmitters zijn standaard uitgevoerd met RFI filters, die zorgen voor een optimale, storingsvrije werking.
Onze producten zijn in overeenstemming met EMC-richtlijn 2014/30/EU gebaseerd op testresultaten met behulp
van geharmoniseerde normen.
4.3 EXTERNE WEERSTAND
De minimale voeding is gebaseerd op de totale circuitweerstand. De maximale externe circuitweerstand (RI max.)
voor 24 Vdc is in dit geval 600 Ω (Ohm).
NL-3000-07-2022-01
Onder het schroefdeksel ③ bevindt zich de aansluitprint. Onder
het schroefdeksel ① bevindt de connector voor het aansluiten
van de transmitter. Externe apparatuur dient bij voorkeur op de
min zijde van het 2-draads systeem aangesloten te worden.
Figuur links toont de aansluitprint van de transmitter. De
aansluitdraden moeten op aansluitpunten 3 (-) en 4 (+) worden
aangesloten.
De transmitter dient altijd geaard te worden. Er dient
standaard altijd 2-draads afgeschermde kabel gebruikt te
worden. De signaaldraad dient extra beschermd te worden in
kabelgoten of in de nabijheid van zware elektronische
apparatuur zoals frequentie regelaars of zware pompen.
Indien de transmitter gemonteerd wordt in een geaarde tank
of leiding, dan mag de transmitter zelf niet geaard worden.
Voorkom dubbele aarding om het ontstaan van een aardloop
te voorkomen.
Pagina 6
Advertenties
Inhoudsopgave
