8. Het apparaat reinigen en bewaren
• Reinig het apparaat voorzichtig met alleen een licht bevoch-
tigd doekje.
• De reinigingsfrequentie hangt af van hoe vuil het apparaat
is. Reinig de bloeddrukmeter en de manchet zodra deze vuil
zijn.
• Gebruik geen reinigings- of oplosmiddel.
• Het apparaat mag in geen geval onder water worden gehou-
den, omdat dan vloeistof binnen kan dringen en het apparaat
kan beschadigen.
• Als u het apparaat opslaat, mogen er geen zware voorwer-
pen op het apparaat staan. Verwijder de batterijen uit het
apparaat. De manchetslang mag niet scherp geknikt worden.
9. Fouten oplossen
Bij storingen wordt op de display de foutmelding
geven.
Foutmeldingen kunnen optreden als
• de polsslag niet geregistreerd kon worden: E1;
• u tijdens de meting beweegt of spreekt: E2;
• de manchet te strak c.q. te los is aangebracht: E3;
• er storingen optreden tijdens de meting: E4;
• de oppompdruk hoger dan 300 mmHg is: E5;
bijna leeg zijn: E6.
• de batterijen
Herhaal in zulke gevallen de meting. Let erop dat de manchets-
lang op de juiste wijze is ingestoken en dat u niet beweegt of
spreekt. Plaats de batterijen indien nodig opnieuw of vervang
ze.
10. Technische gegevens
Modelnr.
Type
Meetmethode
Meetbereik
Nauwkeurigheid van
de weergave
Meetafwijking
weerge-
Geheugen
Afmetingen
Gewicht
Manchetgrootte
Toegelaten gebruiks-
voorwaarden
Bewaring/vervoer
Voeding
12
BM 45
M1501
Oscillometrische non-invasieve bloed-
drukmeting op de bovenarm.
Manchetdruk 0 – 300 mmHg,
systolisch 60 – 250 mmHg,
diastolisch 40 –199 mmHg,
hartslag 30 – 180 slagen/minuut
systolisch ± 3 mmHg,
diastolisch ± 3 mmHg,
hartslag ± 5 % van de weergegeven
waarde
max. toelaatbare standaardafwijking
conform klinische controle:
systolisch 8 mmHg / diastolisch 8 mmHg
2 x 60 geheugenplaatsen
l 165 mm x b 107 mm x h 50 mm
Ongeveer 288 g (zonder batterijen)
22 tot 36 cm
+10 °C tot +40 °C, ≤ 85 % relatieve
luchtvochtigheid (niet condenserend)
-20 °C tot +50 °C, ≤ 85 % relatieve lucht-
vochtigheid, 800-1050 hPa omgevings-
druk
4 x 1,5 V
AA-batterijen