Gebruiksaanwijzing
.
OPLAADINSTRUCTIES
STAP 1 CONTROLEER HET ELEKTROLYT PEIL
Voordat de accu wordt opgeladen, dienen de ontluchtingsdoppen verwijderd en het
elektrolyt peil gecontroleerd te worden (niet vereist bij verzegelde en onderhoudsvrije
accu's). De elektrolyt moet zich 6 mm (1/4 inch) boven de accuplaten bevinden. Indien
deze te laag is, vul het dan met gedestilleerd water bij tot het juiste peil bereikt is en
monteer de ontluchtingsdoppen weer.
STAP 2 AANSLUITING VANUIT HET VOERTUIG
Sluit deze aan zoals in de afbeelding hieronder wordt weergegeven:
AARDE VAN HET CHASSIS
De aarde van het chassis moet aangesloten worden op een geaard punt dat afhankelijk
is van waar de accu-oplader geïnstalleerd is. Verbind de aarde van het chassis naar het
chassis van het voertuig. Op een boot verbind u deze aan de aardsystemen van de boot.
Op een vaste locatie, verbind u het met de aarde.
STAP 3 AANSLUITING NAAR 220-240 V AC LICHTNET
Sluit de acculader in het 220-240 V AC stopcontact en schakel deze in.
STAP 4 OPLADEN
Tijdens het oplaadproces zal de OPLAAD- en de VOLLEDIG OPGELADEN LED in
verschillende patronen knipperen. Dit is normaal en geeft de verschillende fasen aan.
Wanneer de LED van de VOLLEDIG OPGELADEN accu blijft branden, staat dit bekend als
de drijf fase. De oplader kan aangesloten blijven op de accu zonder dat deze wordt
overladen. Indien de VERMOGEN LED blijft knipperen, betekent dit dat er iets defect is: wij
verwijzen u naar de uitleg van de "defecte codes".
4