3
Beveiligingen
Om de veiligheid van personen en machine te waarborgen zijn diverse beveiligingen aangebracht op het
aggregaat.
3.1
Motor- en generatorbeveiligingen
Om de motor en generator te beschermen zijn een aantal sensoren aangebracht die een alarm afgeven of het
aggregaat stop kunnen zetten. Vaak worden de volgende beveiligingen toegepast:
Koelvloeistoftemperatuur
Koelvloeistofniveau
Oliedruk
Lekbakniveau
Spanningsfout generator
Om aan de nieuwe emissie-eisen te kunnen voldoen worden nieuwe motoren vaak aangestuurd met een
zogenaamde ECU (Electronic Control Unit). De ECU regelt de brandstofinspuiting en ook de beveiligingen van
de motor. Vaak worden via een display de meldingen vanuit de ECU weergegeven.
3.2
Stuurstroombeveiligingen
In de schakelkasten bevinden zich o.a. de zekeringautomaten voor de stuurstroomkringen. De naam en functie
van de zekeringautomaten zijn terug te vinden op de elektrotechnische schema's en op de kabelgoten in de
kast. Voor een correcte bedrijfstoestand dienen alle zekeringautomaten IN te staan.
In de schakelkasten kunnen levensgevaarlijke spanningen heersen. Wanneer een zekeringautomaat
moet worden geschakeld, dan mag dit alleen gebeuren door een daartoe bevoegd en voldoende
onderricht persoon.
3.3
Noodstop
De noodstop is gemonteerd op de besturingskast of op de omkasting van een aggregaat.
Deze kan in een noodsituatie het aggregaat uitschakelen. Na het bedienen van de
noodstopknop zal de generatorschakelaar direct afgeschakeld worden en zal het
aggregaat stilvallen.
Handel als volgt om het aggregaat opnieuw op te kunnen starten.
Ontgrendel de noodstopknop door hem linksom te draaien.
Schakel indien gewenst de generatorhoofdschakelaar in.
Reset de foutmelding op de besturingskast.
Bij aggregaten in een omkasting of container kan de noodstopknop aan de buitenkant vaak met een
klepje afgedekt worden. Bij gebruik hiervan moeten de risico's van wel of niet afdekken goed
overwogen worden.
Volledige bedieningshandleiding 1
© 2016 Bredenoord
Frequentiefout
Spanningsfout accu
Brandstofniveau laag (optioneel)
Aardlekschakelaar (optioneel)
Isolatiebewaking (optioneel)
7