ProCare Sure I-PM procesindicator handleiding
Toepassing
ProCare Sure I-PM procesindicatoren worden gebruikt voor routinecontroles in reinigings- en desinfectieapparaten.
De procesindicatoren geven wijzigingen in procesparameters weer op basis van een gegenereerde referentie.
De werkingsmechanismen in het reinigings- en desinfectieapparaat worden bepaald door de interactie van de volgende parameters:
• Reinigingsmiddelen
• Tijd
• Temperatuur
• Beweging en
• Waterkwaliteit
De intensiteit van het wegwassen verschilt bijvoorbeeld afhankelijk van het gebruikte reinigingsmiddel (bijv. alkalisch, mildalkalisch-enzyma-
tisch) en de waterkwaliteit (bijv. onthard, gedemineraliseerd water).
De procesindicator geeft in aanvulling op de door het reinigings- en desinfectieapparaat technisch vastgestelde criteria (zoals doseercontrole en spoel-
druk) aan of er afwijkingen zijn ten opzichte van de tijdens de prestatiekwalificatie gegenereerde referentie (bijv. dat de waterkwaliteit is veranderd).
De procesindicatoren dienen niet als reinigingsbewijs en vervangen niet de parametrische vrijgave door de geïnstrueerde gebruiker.
Wij adviseren om minstens 2 procesindicatoren in elke charge te gebruiken.
Productbeschrijving
Het indicatorblad bestaat uit 32 aparte indicatoren. Het blad is steeds
tussen 2 indicatoren geperforeerd, zodat het door het te vouwen als
dubbele indicator kan worden gebruikt. Op de zelfklevende en tempe-
ratuurstabiele procesindicator zijn steeds 3 kleurenbalkjes gedrukt, die
elk een eigen moeilijkheidsniveau hebben om te worden weggewassen.
De kleurenbalkjes hebben verschillende hechteigenschappen, bestaan-
de uit een synthetische en niet-toxische testverontreiniging. Daardoor
wordt gewaarborgd dat er een breed en gedifferentieerd spectrum van
parameters wordt geregistreerd, bijv. waterkwaliteit en beweging van
de sproeiarm.
Toepassing – algemene voorbereidingen
Tijdens de ingebruikneming of validatie worden de 2 procesindicatoren gedurende het gehele proces van het reinigings- en desinfectieapparaat tegelijk
met de objectspecifieke beladingsconfiguratie behandeld. Hiermee wordt de initiële objectspecifieke referentie voor het wegwassen vastgelegd. Miele
adviseert om minstens 2 procesindicatoren per behandelproces te gebruiken.
Er is een documentatieblad beschikbaar voor de documentatie, zowel voor de referentie als voor het routinegebruik. De beide gebruikte indicatoren kun-
nen daar worden gedocumenteerd door de afdekfolie op de achterkant van de procesindicator eraf te trekken en de procesindicator op te plakken. Deze
dienen als benchmark en vergelijking voor alle volgende behandelcycli met indicatoren. Om de hele spoelruimte af te dekken, moeten de procesindicato-
ren diagonaal verspringend voor- en achteraan worden geplaatst. Plaats in spoelruimtes met 2 niveaus 1 procesindicator op elk niveau . Bij belading op
1 niveau plaatst u 1 houder vooraan en 1 achteraan, diagonaal verspringend. Het is in principe mogelijk om de beide houders met de procesindicatoren op
een instrumentenzeef of op het boven-/onderrek te plaatsen. Als u inzetten gebruikt, kunnen de indicatoren eventueel ook hierop worden bevestigd,
wanneer ze anders door de beladingsconfiguratie zouden worden afgeschermd. De kleurenbalkjes moeten altijd naar de binnenkant van de spoelruimte
worden gericht. De procesindicatoren moeten tijdens de validatie en tijdens de routinewerkzaamheden altijd op dezelfde plaats worden aangebracht.