Samenvatting van Inhoud voor Ridge RIDGID NaviTrack II
Pagina 1
NaviTrack® II Leiding-, kabel- en sondeplaatsbepaler Handleiding WAARSCHUWING! Lees deze handleiding zorgvuldig alvorens dit instrument te gebruiken. Het niet begrijpen en naleven van al de inhoud van deze handleiding kan resulteren in elektrische schokken, brand en/of ernstige verwondingen. RIDGE TOOL COMPANY...
NaviTrack® II Algemene veiligheidsinformatie Persoonlijke veiligheid • WAARSCHUWING! Alvorens u dit Gebruik gepaste accessoires. Plaats dit product niet op een instabiel wagentje of oppervlak. Het product kan apparaat gebruikt, dient u deze vallen en ernstige verwondingen toebrengen aan een instructies en het begeleidende kind of een volwassene, of het product zelf kan ernstig veiligheidsboekje aandachtig...
Ridge Tool Co., haar dochterondernemingen en leve- o als het product is gevallen of op welke wijze dan ook ranciers kunnen niet aansprakelijk worden gesteld voor beschadigd is geraakt;...
NaviTrack® II Inleiding tot de NaviTrack® II Opvouwbare mast Vouw de antennemast om te beginnen open en vergrendel hem. Na gebruik drukt u op de rode ontgrendelknop om de Aan de slag antennemast weer op te vouwen en het instrument op te bergen.
NaviTrack® II Scherm • Signaaltracering onderste antenne – lijn toont de klaarblijkelijke richting van het veld zoals gedetecteerd Nabi 2D horizontale- door de onderste antenne. Nabijheids- hoekindicator signaal Diep • Numerieke + Kaartmidden – toont waar de ontvanger/plaatsbepaler 2D h horizontale- zich bevindt in relatie tot de kaartweergave.
Pagina 7
NaviTrack® II Toetsenbord Om energie te besparen, wordt de NaviTrack® II automatisch uitgeschakeld na 1 uur zonder het indrukken van een toets. Pijltje naar boven Schakel het instrument gewoon weer in om het te gebruiken. Selectietoets Menunavigatie Volumeregeltoets Menu-itemselectie Starten Menutoets Na het indrukken van de voedingstoets op het toetsen-...
NaviTrack® II Instelling 2. Highlight de gewenste frequenties met behulp van de pijltjestoetsen omhoog en omlaag. In dit voorbeeld Wanneer de NaviTrack® II eenmaal is ingeschakeld, bestaat de wordt een frequentie van 128 Hz geactiveerd. volgende stap in het instellen van de frequenties die overeen- komen met de te lokaliseren zender, sonde of leiding.
Pagina 9
NaviTrack® II Frequenties toevoegen Bijkomende frequenties kunnen worden toegevoegd aan de hoofdmenulijst van beschikbare frequenties door naar het submenu Frequentiekeuze te gaan en de gewenste modus te selecteren. Om de frequenties te activeren gaat u naar het submenu Frequentiekeuze , waar u de categorie van de ge- wenste frequentie highlight Figuur 15: Selecteren van een te activeren frequentie Door een frequentie aan of af te vinken, selecteert of...
Pagina 10
NaviTrack® II Geluiden van de NaviTrack® II Bij een normaal gebruik wordt het geluidsniveau bepaald door de nabijheid van het doel. Hoe dichter het doel, hoe hoger het geluidsniveau. Een stijgende toon wijst op een sterker wordend signaal. Als het geluidsniveau zijn hoogste punt bereikt, wordt het verlaagd tot een gemiddeld niveau en begint vanaf daar opnieuw te stijgen.
NaviTrack® II Sonde-opsporing Bij het lokaliseren van een sonde dient u als volgt te werk te gaan: De NaviTrack® II kan worden gebruikt voor het lokaliseren van • Activeer de sonde alvorens ze in de leiding te het signaal van een sonde (zender) in een buis (moet een niet- steken.
Pagina 12
NaviTrack® II Stap 2: lokaliseren van het gebied 1. Wacht tot de signaalsterkte het maximum heeft Wanneer de plaatsbepaler dicht bij een pool komt, verschijnt bereikt. Wanneer ze haar hoogste punt lijkt te hebben er een focusseerring gecentreerd op de pool die een bereikt, plaatst u de NaviTrack®...
Pagina 13
NaviTrack® II Voor meest nauwkeurig resultaten moet Als de polen niet zichtbaar zijn, dient u de zoekactie uit te NaviTrack® II horizontaal worden gehouden. De antenne- breiden. Het object is een punt met een maximumsignaal- sterkte die in alle richtingen afneemt. mast moet verticaal staan bij het markeren van de polen en de evenaar, anders zijn hun posities minder accuraat.
NaviTrack® II Bedieningstips voor het lokaliseren Gekantelde sondes van een sonde Als de sonde gekanteld is, zal één pool zich dichter bij de sonde bevinden en de andere verder weg, zodat de sonde zich niet meer precies halfweg tussen de beide polen bevindt. De signaalsterkte van de dichtstbijgelegen pool wordt veel groter dan die van de verder afgelegen pool.
NaviTrack® II Dieptemetingen De NaviTrack® II meet diepte door de sterkte van het signaal in de onderste antenne te vergelijken met de bovenste antenne. Diepte wordt correct gemeten wanneer de mast verticaal wordt gehouden en de onderste antenne precies boven de signaalbron de grond raakt.
NaviTrack® II Elk van deze methoden biedt voordelen, afhankelijk van de situatie. Rechtstreekse aansluiting is gewoonlijk het meest betrouwbaar aangezien het signaal rechtstreeks wordt toegepast op een gekende leiding; er zijn echter situaties waarin inductie de enige optie is of betere resultaten oplevert.
NaviTrack® II Bedieningstips voor leidingtracering • • Tijdens het traceren werkt de kaartweergave het best De NaviTrack® II kan vervormde velden snel identificeren. onder de volgende voorwaarden: Als de leidingen niet gecentreerd zijn op de kaart en het nabijheidssignaal of de signaalsterkte maximaal zijn, 1.
NaviTrack® II Menu’s en instellingen LCD-contrast Wanneer dit wordt geselecteerd met de selectietoets kan het Wanneer de Menu-toets wordt ingedrukt, verschijnt er een contrast worden geregeld. Gebruik de pijltjestoetsen omhoog reeks keuzen waarmee iedere operator de NaviTrack® II en omlaag om het scherm lichter of donkerder te maken. volgens zijn voorkeuren kan configureren.
NaviTrack® II Als de signaalsterkteaanwijzer hoger gaat dan de waterpeil- Schermelementenmenu markering, gaat de waterpeilmarkering eveneens omhoog om het nieuwe hoogste niveau grafisch weer te geven. Hij is Wanneer u het pictogram “twee schermpjes” selecteert, wordt standaard uitgeschakeld maar kan worden ingeschakeld in het Schermselectiemenu weergegeven voor hetzij de tra- het selectiemenu Schermelementen.
Pagina 20
NaviTrack® II • Geactiveerde frequenties Informatiescherm Sonde Het informatiescherm verschijnt onderaan de lijst menu- Leidingtracering opties. Wanneer de selectieknop wordt ingedrukt, verschijnt Stroom (passieve tracering) er informatie over de plaatsbepaler, zoals de softwareversie, het serienummer van de ontvanger en de kalibreringsdatum. Maateenheden Wanneer u een tweede keer op de selectietoets drukt Voet/Meter...
Pagina 21
NaviTrack® II Appendix: Een betere manier om te informatie over die resultaten. Door gebruik te maken van wat de NaviTrack® II toont, kan een goede operator de lokaliseren lokaliseringsresultaten verbeteren door “de kring beter te maken”, de frequentie of de aarding te wijzigen, of door de De NaviTrack®...
Pagina 22
NaviTrack® II Oriëntatie tot het signaal Nabijheidssignaal Op grond van de vele signalen die door elke alzijdig gerichte Het nabijheidssignaal van de NaviTrack® II is een nieuw antenne worden verwerkt, wordt het signaal van het doel gegeven, dat het gemakkelijker maakt de plaatsbepaler te altijd sterker naarmate de ontvanger dichter bij het doel komt.
NaviTrack® II De NaviTrack® II tot het uiterste Opmerkingen over accuraatheid benutten Diepte-, nabijheids- en signaalsterktemetingen vereisen dat de NaviTrack® II een sterk signaal ontvangt. Zoals u reeds weet De basisfuncties van de NaviTrack® II zijn vlug geleerd. Maar wordt de NaviTrack® II gebruikt boven de grond voor het het instrument heeft ook een aantal geavanceerde functies detecteren van elektromagnetische velden die worden die het lokaliseren in moeilijke omstandigheden veel...
Dit effect is sterker bij hoge Voor meer ondersteuning kunt u terecht bij uw verdeler of frequenties, die zich vlugger “vastkoppelen” aan andere onderhoudsdienst of rechtstreeks bij Ridge Tool Europe voorwerpen. (++ 32/16.380.211). Reserveonderdelen kunt u bestellen bij uw RIDGID-dealer.
Kijk voor het oplossen van storingen in het hoofdstuk “Oplossen van problemen” op pagina 26. Neem indien nodig WAARSCHUWING contact op met uw verdeler of met uw Ridge Tool- 1. Reinig de NaviTrack® II regelmatig met een vochtige onderhoudsdienst. doek en wat milde detergent. Dompel hem nooit onder in water.
NaviTrack® II Oplossen van problemen PROBLEEM WAARSCHIJNLIJKE FOUTLOCATIE NaviTrack® II blokkeert Schakel het instrument uit, en vervolgens weer in. Verwijder de batterijen uit het instrument als u tijdens het gebruik. het niet kunt uitschakelen. Vervang de batterijen als ze bijna leeg zijn. Bij het traceren Dat geeft aan dat de NaviTrack®...