bedraadt en wees zeer voorzichtig tijdens het bedradingsproces.
Opmerking: zorg er bij het installeren van de controller voor dat er voldoende
lucht door de radiator van de controller stroomt en laat zowel boven als onder
de controller minstens 100 mm ruimte vrij voor natuurlijke convectie voor
warmteafvoer. Als de regelaar in een gesloten kast wordt geïnstalleerd, zorg
er dan voor dat de kast een betrouwbaar warmteafvoereffect heeft.
2.5 Installatieprocedure
Stap 1: kies de installatielocatie
Installeer de controller niet op een plaats die blootstaat aan direct zonlicht,
hoge temperaturen of binnendringend water en zorg ervoor dat de omgeving
goed geventileerd is.
Stap 2: Plaats eerst de montagegeleideplaat op de juiste positie, gebruik een
schroevendraaier om de montagepunten te markeren, boor vervolgens 4
montagegaten op de 4 gemarkeerde punten en breng de schroeven aan.
Stap 3: de controller repareren
Richt de bevestigingsgaten van de controller op de schroeven die in Stap 2
zitten en monteer de controller op.
LET OP: Als de controller in een gesloten kast wordt geïnstalleerd, is het
belangrijk dat de warmteafvoer door de kast betrouwbaar is.
Stap 4: draad
Sluit het systeem aan in de volgorde ❶batterij
volgens Afbeelding 2-2, "Schematisch aansluitschema" en ontkoppel het
systeem in omgekeerde volgorde❸❷❶.
Afbeelding 2-3 Schematische weergave van het bedradingsschema
LET OP: Sluit tijdens het bedraden van de controller de stroomonderbreker
of zekering niet en zorg ervoor dat de draden van de polen "+" en "-" correct
zijn aangesloten.
LET OP: Een zekering met een stroomsterkte van 1,25 tot 2 keer de
nominale stroom van de regelaar moet worden geïnstalleerd aan de
batterijzijde op een afstand van maximaal 150 mm van de batterij.
LET OP: Als er een omvormer op het systeem wordt aangesloten, sluit de
omvormer dan rechtstreeks aan op de accu en niet op de belastingzijde van
de regelaar.
Stap 5:De controller inschakelen
Nadat u alle voedingsdraden stevig en betrouwbaar hebt aangesloten,
controleert u nogmaals of de bedrading correct is en of de positieve en
negatieve polen omgekeerd zijn aangesloten. Nadat u hebt bevestigd dat er
geen fouten zijn, sluit u eerst de zekering of stroomonderbreker van de accu
en kijkt u of de LED-indicatoren oplichten en het LCD-scherm informatie
weergeeft. Als het LCD-scherm geen informatie weergeeft, opent u
onmiddellijk de zekering of stroomonderbreker en controleert u opnieuw of alle
aansluitingen correct zijn uitgevoerd.
Als de batterij normaal functioneert, sluit dan het zonnepaneel aan. Als het
zonlicht intens genoeg is, zal de laadindicator van de controller oplichten of
knipperen en de batterij beginnen op te laden.
Nadat de accu en de fotovoltaïsche generator met succes zijn aangesloten,
sluit je de zekering of stroomonderbreker van de belasting en kun je
handmatig testen of de belasting normaal kan worden in- en uitgeschakeld.
Raadpleeg voor meer informatie de informatie over de werkmodi en bediening
van de belasting.
Waarschuwing: als de regelaar in de normale laadstatus is, heeft het
Afbeelding 2-2 Installatiegids
6
Figuur 2-1 Montage
❷ PV array
❸belasting