Nivo 1
Nivo 2
|
SubCool
Controller
5:00
SubCool
Measurements
5:01
|
SubCool
Settings
5:02
|
Defrost Control
6:00
Alarm message(s)
6:01
|
Defrost
Measurements
6:02
AKC 114G Versie 1.5x
Nivo 3
Nivo 4
Sub
Rfg. Type
0
Help
5:01:01
|
SuperheatA
5:01:02
|
AKV OD % A
5:01:03
|
T0 C
5:01:04
|
S2 A C
5:01:05
|
T liq. C
5:01:06
|
Tsub K
5:01:07
Sub
SubCoolCtl
0
"Hot / Sub"
0 - 2
0
5:02:01
|
Tsub Ref K 6
0 - 50
6
5:02:02
|
SHminLim K 15
5 - 25
15
5:02:03
|
Kp set
2.0
0.5 - 10.0
2.0
5:02:04
|
Tn set
60
10 - 300
60
5:02:05
Hot
5:01:01
Def. Cond.
6:02:01
Help
|
S5 A C
6:02:02
Menubediening RC.8A.P2.10 © Danfoss 04/2002
Omschrijving
Onderkoeling regelfunctie.
De functie is alleen actief indien "SubCoolCtrl" is ingesteld
op "1" of "2".
Uitlezing van de gemeten waarden.
Gerelateerd aan de onderkoelingsfunctie.
Ingesteld koudemiddel.
Oververhitting gemeten met AKS32R en S2 sensoren.
Openingsgraad expansieventiel.
Koudemiddeltemperatuur aan verdamperuitgang.
Gastemperatuur aan verdamperuitgang.
Vloeistoftemperatuur (omgezet van druk naar temperatuur).
Temperatuurverschil onderkoeler.
Instellingen voor onderkoelingsregeling.
Definitie van type regeling:
0: Persgasregeling.
1: Onderkoelingsregeling m.b.v. AKS32R (meet.Pliq.Bar ) S4.
Onderkoelingstemp. Tsub = Tliq. C - S4 C.
2: Onderkoelingsregeling m.b.v. S3 en S4.
Onderkoelingstemp. Tsub = S3 C - S4 C .
Onderkoeling temperatuurverschil (Tsub) in K.
NB: Bij gebruik van een zeotropisch koudemiddel moet er
een waarde ingesteld worden voor de onderkoeling
plus de temperatuurverschuiving.
Dit geldt alleen als parameter "SubCoolCtl" op "1" staat.
Zie ook de functiebeschrijving (RC.8A.R..).
Begrenzing voor minimum oververhitting tijdens regeling.
Indien lager dan hier ingestelde waarde wordt overgeschakeld
op normale regeling (oververhittingsregeling).
Proportionele factor voor onderkoelingsregeling.
Integratietijd voor onderkoelingsregeling (sec.).
Ontdooifunctie
In geval van alarm verschijnt er een "E" in het display.
Alarmoverzicht (zie pagina 18).
Uitlezing van de gemeten waarden.
Gerelateerd aan de ontdooifunctie.
Ontdooistatus:
0: Geen ontdooiing
4: Niet in gebruik
1: Afpompen
5: Uitlekken
2: Niet in gebruik
6: Injectievertraging
3: Ontdooien
7: Ventilatorvertraging
Ontdooisensor temperatuur.
13