INSTALLATIE
Plak het meegeleverde installatiesjabloonpapier op de muur en
zorg ervoor dat de referentielijn waterpas is met behulp van een
waterpas.
Gebruik een kernboor van 180 mm om de twee gaten voor de
ventilatie van de eenheid te boren, en zorg ervoor dat beide
gaten uitgelijnd zijn met de sjabloon.
Gebruik de sjabloon om de positie van de schroeven voor de
ophangrail te markeren en gebruik een waterpas om ervoor te
zorgen dat deze recht en waterpas is.
Boor de gemarkeerde gaten met een geschikte 8 mm boor en
breng muurpluggen aan. Breng de ophangrail in lijn met de gaten
en bevestig de rail op zijn plaats met de meegeleverde
schroeven.
Zorg ervoor dat de ophangrail stevig aan de muur bevestigd is en
dat er geen risico is dat het toestel kantelt of valt.
Dit apparaat moet op een buitenmuur worden geïnstalleerd,
omdat de openingen aan de achterkant in verbinding moeten staan
met de buitenlucht.
Installeer het apparaat alleen op een vlakke, stevige en
betrouwbare muur. Zorg ervoor dat er zich geen kabels, leidingen,
stalen balken of andere obstakels achter de muur bevinden.
Laat minstens 10 cm ruimte links, rechts en aan de onderkant van
het apparaat. Boven het apparaat moet er minstens 20 cm ruimte
overblijven voor een soepele luchtstroom.
Het gat voor de afvoerpijp moet worden geboord met een boor van 20
mm. Zorg ervoor dat het gat een neerwaartse hoek maakt (min. 5 graden)
zodat het water goed wegloopt.
8