4.6. Hydraulische installatie
(Voorbeeld SWCV i.c.m. WTB 260)
Het is noodzakelijk om een veiligheidsvoorziening te installeren bij de tapwater inlaat van het apparaat.
De veiligheidsinrichting moet in overeenstemming zijn met de norm EN 1487:2002, maximale druk 7 bar
(0,7 MPa). Het water mag niet worden tegengehouden door enig accessoire van de veiligheidsinrichting
naar de boiler. De veiligheidsinrichting moet worden aangesloten middels leidingen waarvan de diameter
niet kleiner is dan de tapwaterinlaat. De afvoer moet worden aangesloten op een rioolsifon of, indien dit
niet mogelijk is, verhoogd worden tot een afstand van minimaal 20 mm van de vloer om visuele inspectie
mogelijk te maken. Installeer in de koudwatertoevoer een overstortventiel ingesteld op 3 bar (0,3 MPa)
om hoge druk vanuit de hoofdwatertoevoer te voorkomen.
4.7. Aftap
De boiler mag niet worden geïnstalleerd boven een gebied waar
boilerafvoeren of hun aansluitingen schade kunnen veroorzaken
aan het aangrenzende gebied of aan de lagere verdiepingen van
het gebouw. Om bovengenoemde redenen is het aan te raden
om bij het legen een opvangbak eronder te plaatsen. De aftap is
in de fabriek verzegeld en moet worden losgeschroefd om de
boiler te legen.
4.8. Opstelpositie
Plaats de boiler zo dat u altijd bij de aansluitingen kunt.
Er zijn geen minimale afstanden tot andere objecten, tenzij deze volgen uit de eigenschappen van die
andere objecten.
7