5.6 ALARMHERHALING
Om de urgentie van de alarmmeldingen te benadrukken, kunnen alarmen
worden herhaald. Zolang de status binnen de alarmherhaaltijd niet naar de
niet-actieve status is teruggekeerd, zal de alarmering herhaald worden (met
uitzondering van de telefonische oproep). De tijd kan worden ingesteld
tussen 0 (geen herhaling) en 24 uur. Als fabrieksinstelling is de alarmherha-
ling ingesteld op 4 uur.
5.7 MINIMALE EN MAXIMALE TEMPERATUURGRENS
Separaat van elkaar kunnen een onder- en bovengrens voor de temperatuur
worden ingesteld. Beide grenzen kunnen worden ingesteld tussen -35 en
+70 ºC, met evt. één decimaal. Negatieve waarden worden ingesteld door
een "-" voor de waarde.
5.8 IJKEN VAN DE TEMPERATUUR
De temperatuursensor is digitaal en van hoge kwaliteit. Voor specifieke toe-
passingen is het mogelijk de sensor te ijken en de correctie te
programmeren. De gecorrigeerde temperatuur wordt dan gebruikt bij de
metingen en rapportages.
Voorbeeld: de CombiGuard meet 13 °C. Werkelijke omgevingstemperatuur:
13,5 °C. Om dit te corrigeren dient +0,5 graden te worden gecorrigeerd.
5.9 TEMPERATUREENHEID
De temperatuur kan worden geprogrammeerd en weergegeven in graden
Celsius (C) of Fahrenheit (F). Standaard staat de eenheid op C.
5.10 ONDERGRENS VAN DE ACCUSPANNING
Om de accuspanning te bewaken, wordt een zelf gekozen (onder)
grenswaarde ingesteld. Advies is om voor deze parameter een waarde te
kiezen waarbij de accuspanning te laag is, maar de accu nog niet defect zal
raken (reactie op alarmering heeft dan nog zin). De waarde kan ingegeven
worden met één decimaal tussen 0 en 48V (bijvoorbeeld 11 of 11,2).
17