•
Als de omgevingstemperatuur rond de koelkast hoger is dan 35 °C,
zet de thermostaat dan niet op stand 5 en zet de temperatuurre-
gelknop op de uiterst linkse stand om de normale koeling van de
koelkast niet te verstoren.
•
Zet de thermostaat niet op stand 5 en zet de temperatuurregelknop
helemaal rechts om overkoeling van het koelkastcompartiment te
voorkomen.
•
Als de temperatuur in de koelkast niet laag of te laag is, stel de ther-
mostaat dan in op de middelste stand en zet de temperatuurregel-
knop op de middelste stand.
•
Als de functie „Snelkoelen" geactiveerd is, zet u de temperatuurrege-
lknop in de middelste stand.
Snelkoelen
1. Wanneer de snelkoelfunctie wordt geactiveerd, daalt de temperatuur
in de koelkast snel, evenals de temperatuur in de vriezer, zodat de
opgeslagen voeding vers smaakt en haar voedingswaarde behoudt.
De snelkoelfunctie werkt maximaal 30 uur, waarna deze automatisch
wordt uitgeschakeld en de temperatuurmodus wordt hersteld naar
de waarde die was ingesteld voordat de snelkoelfunctie werd geac-
tiveerd.
2. Om de snelkoelfunctie te activeren drukt u op de toets „Mode" tot
het pictogram voor snelkoelen begint te knipperen. Als u binnen 5
seconden niet op een toets drukt, wordt de betreffende instelling van
kracht en gaat het pictogram normaal branden.
3. De snelkoelfunctie uitschakelen:
•
Na een totale gebruiksduur van 30 uur wordt de snelkoelfunctie au-
tomatisch uitgeschakeld.
•
Wanneer de snelkoelfunctie actief is, drukt u op de toets „Mode" tot
het pictogram op het display begint te knipperen. Als er binnen 5
seconden geen toets wordt ingedrukt, wordt de functie geactiveerd
en de snelkoelfunctie uitgeschakeld.
•
Wanneer de snelkoelingsfunctie actief is, drukt u op „TEMP" om de
temperatuur in de verwachte modus in te stellen. Als u binnen 5 sec-
onden niet op een toets drukt, wordt de instelling van kracht, wordt
de temperatuur op passende wijze bewaakt en wordt de snelkoel-
functie uitgeschakeld.
Smart-functie
1. Wanneer de „Smart"-functie geactiveerd is, wordt de temperatuur in
het vershoudvak intelligent aangepast op basis van de interne tem-
peratuur en de omgevingstemperatuur die in realtime gecontroleerd
worden om de opgeslagen voeding langer vers te houden.
2. Om de „Smart"-functie te activeren drukt u op „Mode" totdat het
functiepictogram begint te knipperen, binnen 5 seconden wordt de
instelling van kracht en licht het pictogram op.
3. Om de „Smart"-functie te verlaten
- 88 -