12
| Onderhoud
3.4
Storingen verhelpen
Controleer of verhelp bij problemen a.u.b. de volgende zaken voordat u contact opneemt met uw servicevertegen-
woordiger. Controleer altijd eerst op actieve alarmberichten op het bedieningspaneel.
1. Ventilator(en) start(en) niet
• Controleer op alarmberichten
• Controleer of de zekeringen niet defect zijn (Figuur 2).
• Controleer de instellingen van het bedieningspaneel (tijden, weekschema, automatisch/handbediend bedrijf enz.)
2. Verminderde luchtstroom
• Controleer de instellingen voor de Vent stand midden en Vent stand laag
• Controleer of de buitenlucht-/afvoerluchtklep (indien gebruikt) opent
• Controleer of de filters moeten worden vervangen
• Controleer of openingen en roosters moeten worden schoongemaakt
• Controleer de openingen/roosters
• Controleer of de ventilatoren en het wisselaarblok moeten worden schoongemaakt
• Controleer of de dakdoorvoer of de luchtinlaat verstopt is
• Controleer kanalen op zichtbare schade en/of het opbouwen van stof/vervuiling
3. Koude toevoerlucht
• Controleer de regeltemperatuur op het bedieningspaneel
• Controleer of de oververhittingsthermostaat is geactiveerd. Druk indien nodig op de rode knop van de elektrische
verwarmer (Figuur 2).
• Controleer of het uitblaasfilter moet worden vervangen
• Controleer of de ventilatoren zijn gestopt vanwege oververhitting. In dat geval is de thermische schakelaar moge-
lijk geactiveerd (zichtbaar als ventalarm in het bedieningspaneel).
4. Geluid/trillingen
• Controleer of de unit volledig waterpas staat
• Maak de ventilatorwaaiers schoon
• Controleer of de schroeven van de ventilatoren goed vastzitten
15162613 | A002