Installatie en Onderhoud
Pompen
Mechanische dichtingen
Het falen van de mechanische dichtingen wordt meestal visueel duidelijk door het lekken van vloeistof ter hoogte van de dichtingen. De ge-
bruikelijke oorzaak is het droog laten draaien van de pomp, waarbij smering van de dichting afhankelijk is van de vloeistof die wordt ge-
pompt. Meertrapspompen hebben de asafdichting aan de bovenkant van de behuizing en zijn bijzonder kwetsbaar als de mechanische af-
dichting niet volledig onderstaat door slechte pompontluchting.
Vloeistof cavitatie
Cavitatie komt voor indien (a) er onvoldoende aanzuigdruk aanwezig is bij de pompingang voor de vloeistof (condensaat) temperatuur of (b)
omdat het condensaatdebiet en uitgangsdruk niet overeenkomen met het geselecteerde werkpunt op de pompprestatiecurve of een combi-
natie van (a) en (b). Omdat er niet voldoende aanzuigdruk bij de optredende condensaattemperatuur is, kan de druk in het pomphuis zakken
waardoor het condensaat kan flashen en een stoom-condensaat mengsel ontstaat waarbij het vloeistofgedeelte onvoldoende is bij de gere-
duceerde druk en temperatuur. Het resultaat is algemeen bekend als cavitatie, dat indien niet gecorrigeerd, de inwendige delen van de pomp
kan beschadigen.
Cavitatie leidt steevast tot overmatig lawaai in de pomp. Dit zal uiteindelijk leiden tot ernstig mechanisch falen van de pomp en/of rotor(en)
en moet altijd worden verholpen.
Als cavitatie optreedt, moet het volgende worden herzien.
i.
De werkingscondities gespecifieerd voor de pompselectie en of de correcte condensaatpompunit geselecteerd is voor de werkelijke
werkingscondities.
ii.
Of de werkelijke condensaattemperatuur bij de pompingang hoger is dan gespecifieerd voor de geselecteerde pomp.
iii.
Of de benodigde pomp uitgangsdruk lager is dan gespecifieerd voor de geselecteerde pomp.
iv.
Als de condensaattemperatuur significant hoger is dan gespecifieerd, controleer dan de condensaatretoursystemen bij hoge
druk/temperatuur condensaatafvoer voornamelijk op zoek naar defecte condenspotten.
v.
Als regelafsluiters zijn meegeleverd met het condensaatpakket, controleer dan dat deze zijn afgesteld zoals aangeraden hierboven.
vi.
Overweeg regelafsluiters op de pompuitlaten te installeren om het condensaatdebiet en uitgangsdruk te regelen naar het geselec-
teerde werkpunt.
Pomp werkt niet of motor falen
i.
Controleer of de hoofdvoeding en de vergrendelde deurschakelaar zijn ingeschakeld.
ii.
Controleer of het condensaatniveau voldoende hoog staat.
Controleer of de volbelastingsstroom op het kentekenplaatje en de overbelastingsinstellingen correct zijn ingesteld – pas aan indien
iii.
nodig.
Controleer de stuurkring MCB of de zekering van de transformator als de stuurkring op laagspanning staat – reset of vervang. Als
iv.
herhaald trippen of falen van de zekering optreedt, moet het regelsysteem volledig gecontroleerd worden door een bekwame elek-
trische ingenieur.
Controleer alle niveau regelfuncties – de pomp zal enkel werken als zowel de hoge als de lage niveauschakelaars op een correcte
v.
manier werken.
vi.
Controleer op een elektrische bedradingsfout of kortsluiting.
vii.
Controleer de motor wikkelingen op integriteit en fase-verlies.
IM-P681-07 / ST-BEn-01
CRU 200 / 500
- 7 / 10 -