Voor Remote Monitor RM-320P-* en Personal Computer PC-320P-*
Bescherm de aansluitingen van het apparaat met geschikte middelen
tegen losraken.
Gebruik geen interfaces die niet bedoeld zijn voor gebruik in
explosiegevaarlijke omgevingen.
Gebruik geen bedieningselementen die niet zijn bedoeld voor gebruik in
explosiegevaarlijke omgevingen.
7. Montage en installatie
Voorafgaand aan de montage, installatie en ingebruikname van het
apparaat moet u het apparaat leren kennen en de gebruikshandleiding
zorgvuldig doorlezen.
Gebruik montagemateriaal dat geschikt is voor het veilig monteren van het
apparaat.
Gebruik montagemateriaal dat past bij het montageoppervlak.
Gebruik alleen accessoires die zijn gespecificeerd door de fabrikant.
Als de behuizing op beton wordt gemonteerd, dan dient u expansieankers
gebruiken. Wanneer de behuizing op een stalen frame wordt gemonteerd,
dan dient u trillingsbestendig montagemateriaal gebruiken.
Zorg ervoor dat alle bevestigingsmaterialen aanwezig zijn.
Neem de aanhaalmomenten van de schroeven in acht.
Monteer het apparaat op een weerbestendige plek.
Bescherm het apparaat tegen langdurige of overmatige mechanische
trillingen.
Breng het apparaat alleen aan op plekken met een laag risico op
mechanische gevaren conform IEC/EN 60079-0.
Het apparaat is zwaar. Om fysieke schade of omgevingsschade te
voorkomen, dient u de voorschriften voor de montageprocedure in acht te
nemen.
Monteer het apparaat niet op plekken met een mogelijk agressieve
atmosfeer.
Neem de installatie-instructies in acht conform IEC/EN 60079-14.
Neem de installatie-instructies in acht conform IEC/EN 60079-25.
Als het apparaat al in algemene elektrische installaties is gebruikt, mag het
niet meer worden gemonteerd in elektrische installaties met een
explosiegevaarlijke omgeving.
Zorg ervoor dat de equipotentiale klemmen in goede staat verkeren en
niet beschadigd of gecorrodeerd zijn.
Zorg ervoor dat de klemmen in goede staat verkeren en niet beschadigd
of gecorrodeerd zijn.
Neem bij het aansluiten van intrinsiek veilige toestellen met intrinsiek
veilige circuits van een geassocieerd apparaat de maximale piekwaarden
met betrekking tot explosiebeveiliging in acht (verificatie van intrinsieke
veiligheid). Neem de normen IEC/EN 60079-14 of IEC/EN 60079-25 in
acht.
Neem de scheidingsafstand tussen twee naast elkaar gelegen intrinsiek
veilige circuits in acht conform IEC/EN 60079-14.
Zorg voor bescherming tegen spanningspieken. Zorg ervoor dat de
piekwaarde van de tijdelijke bescherming niet hoger is dan 140 % van de
nominale spanning.
Het apparaat dient uitsluitend te worden geïnstalleerd en gebruikt in een
gecontroleerde omgeving met verontreinigingsgraad 2 (of beter) conform
IEC/EN 60664-1.
Sluit alleen circuits met een lage veiligheidsspanning (SELV) of circuits
met een extra-lage veiligheidsspanning (PELV) aan op het apparaat.
Bescherm het circuit tegen overbelastingsspanning (bijv. bliksem).
Het apparaat dient uitsluitend te worden geïnstalleerd en gebruikt in een
omgeving met overbelastingsspanningscategorie II (of beter) conform
IEC/EN 60664-1.
Het apparaat moet voor montage en onderhoud worden losgekoppeld van
de elektrische voeding. De elektrische voeding kan mogelijk alleen
worden geactiveerd nadat alle circuits die nodig zijn voor de werking
succesvol zijn geassembleerd en aangesloten.
Sluit alleen een apparaat aan dat voldoet aan IEC/EN 60950-1 en dat is
ontwikkeld als een systeem met extra lage veiligheidslaagspanning
(SELV).
Het apparaat heeft een aardingsklem waarop een equipotentiaalgeleider
met een minimale doorsnede van 4 mm
Bescherm de aansluitingen van het apparaat met geschikte middelen
tegen losraken.
Vereisten met betrekking tot intrinsieke veiligheid
Als circuits met beschermingstype Ex i worden gebruikt met niet-intrinsiek
veilige circuits, dienen ze niet meer te worden gebruikt als circuits met
beschermingstype Ex i.
Neem de maximumwaarden van het apparaat in acht wanneer u het
aansluit op een intrinsiek veilig apparaat.
Als u meerdere geschikte modules en apparaten in het systeem opneemt,
zorg er dan voor dat de scheidingsafstanden tussen alle niet-intrinsiek
veilige en intrinsiek veilige circuits conform IEC/EN 60079-14 worden
aangehouden.
Circuits van een intrinsiek veilig toestel kunnen door explosiegevaarlijke
omgevingen worden geleid, waarbij u speciale aandacht moet besteden
aan het handhaven van de scheidingsafstanden voor alle niet-intrinsiek
veilige circuits conform de vereisten in IEC/EN 60079-14.
Neem de aardingsvereisten voor beschermingstype Ex i in acht conform
IEC/EN 60079‑14.
DOCT-7047F / 2023-06
2
moet worden aangesloten.
Voor intrinsiek veilige circuits moet de diëlektrische spanning van de
isolatie minimaal 500 V bedragen ten opzichte van andere intrinsiek
veilige circuits en de afscherming, conform IEC/EN 60079-14.
Een equipotentiaalverbinding moet tot stand worden gebracht via de
intrinsiek veilige circuits.
Vereisten voor kabels en ingangspoorten
Let op de maximaal toegestane lengte van kabels en ingangspoorten.
De diëlektrische spanning van de isolatie moet minstens 500 V zijn
conform IEC/EN 60079-14.
Neem de toegestane kerndoorsnede van de geleider in acht.
Houd rekening met de isolatiestriplengte.
Bij het installeren van de geleiders moet u erop letten dat de isolatie tot de
klem reikt.
Als u kabels gebruikt, dient u kabeleindbeschermingen op de uiteinden
van de geleider te krimpen.
Let op de minimale buigradius van de geleiders.
Ongebruikte kabels en ingangspoorten moeten worden verbonden met
klemmen of goed worden vastgezet en worden geïsoleerd.
Monteer de kabels en ingangspoorten zo dat ze beschermd worden tegen
ultraviolet licht.
Monteer kabels en wartels zo dat ze niet worden blootgesteld aan
mechanische gevaren.
Een equipotentiaalverbinding moet tot stand worden gebracht via de
veldbedrading.
Elektrostatische vereisten
Voorkom tijdens het monteren, bedienen of onderhouden van het
apparaat elektrostatische opladingen die kunnen leiden tot
elektrostatische ontladingen.
Monteer het apparaat op een plaats met een lage elektrostatische lading.
Voorkom onaanvaardbaar hoge elektrostatische oplading van de kabels
en ingangspoorten.
Neem de metalen onderdelen van de behuizing mee in de
equipotentiaalverbinding.
Elektrostatische oplading kan een mogelijk ontstekingsgevaar zijn bij
ontlading.
Neem de bevestigingsmiddelen mee in de equipotentiaalverbinding.
Vereisten voor algehele behuizingen
Als extra algehele behuizingen vereist zijn, moet tijdens de montage
rekening worden gehouden met de volgende aspecten:
Beschermingsgraad conform IEC/EN 60529
l
Weerstand tegen licht conform IEC/EN 60079-0
l
Weerstand tegen impact conform IEC/EN 60079-0
l
Weerstand tegen chemicaliën conform IEC/EN 60079-0
l
Thermische bestendigheid conform IEC/EN 60079-0
l
Elektrostatische eigenschappen conform IEC/EN 60079-0
l
Zorg dat het apparaat een beschermgraad heeft en behoudt van
tenminste IP64 volgens IEC/EN 60079-0.
Monteer het apparaat zo dat het voldoet aan de gespecificeerde
beschermingsgraad conform IEC/EN 60529.
8. Gebruik, onderhoud, reparatie
Voordat het product wordt gebruikt, dient u het product te leren kennen.
Lees de handleiding zorgvuldig door.
Neem IEC/EN 60079-17 in acht voor onderhoud en inspectie.
Beschadigde of vervuilde apparaten mogen niet worden gebruikt.
Als er een defect wordt geconstateerd, dient het apparaat door
Pepperl+Fuchs te worden gerepareerd.
Het apparaat mag niet worden gerepareerd, gewijzigd of anderszins
aangepast. Als er een defect wordt geconstateerd, vervangt u het
apparaat altijd door een origineel toestel.
Houd u aan de waarschuwingsmarkeringen.
Verwijder de waarschuwingsmarkeringen niet.
Als het apparaat in een potentieel stofexplosiegevaarlijke atmosfeer is
geïnstalleerd, verwijder dan regelmatig alle stoflagen die dikker zijn dan
5 mm.
Het verbinden of loskoppelen van elektrisch geladen niet-intrinsiek veilige
circuits is alleen toegestaan bij afwezigheid van een potentieel
explosiegevaarlijke atmosfeer.
Als het apparaat gereinigd moet worden terwijl het zich in een
explosiegevaarlijke omgeving bevindt, mag u om elektrostatische oplading
te voorkomen alleen een schone, vochtige doek gebruiken.
Vermijd mechanische inwerkingen op het apparaat (bijv. door zware of
scherpe voorwerpen).
Het apparaat kan tijdens bedrijf erg warm worden. Om het toestel tegen
overmatige warmte te beschermen, dienen de benodigde vrije ruimtes in
acht te worden genomen en moet er worden gezorgd voor voldoende
ventilatie bij het installeren van het toestel.
Gebruik geen interfaces die niet bedoeld zijn voor gebruik in
explosiegevaarlijke omgevingen.
Gebruik geen bedieningselementen die niet zijn bedoeld voor gebruik in
explosiegevaarlijke omgevingen.
2 / 3