Download Print deze pagina

Bticino Living Now K4659 Handleiding pagina 4

Advertenties

In te bouwen PIR-bewegingssensor
Beschikbare functies
De melder stuurt de besturingseenheid voor de verlichting aan, waarvan het adres in A en PL is opgegeven. Wanneer er een aanwezigheid wordt
gedetecteerd, en indien de gemeten lichtsterkte lager is dan de ingestelde waarde, schakelt het systeem de gespecifieerde besturingseenheid
voor de verlichting in en houdt ze deze ingeschakeld tot na afloop van de tijdsperiode die met de configuratiejumper in T werd ingesteld
(automatische modus). De gevoeligheid van de PIR-bewegingsmelder wordt geconfigureerd met de configuratiejumper in S. Voor een
goede werking moet de gevoeligheid van de lichtsterktesensor worden ingesteld met de configuratiejumper in D. Wanneer de verlichting
handmatig wordt gedoofd, wordt de aanwezigheidsmelder na een controlehandeling uitgeschakeld, totdat er een aanwezigheid voor een in
T gedefinieerde duur wordt gedetecteerd.
In deze modus werkt de sensor alleen naargelang de verlichtingsomstandigheden en is de bewegingsmelder uitgeschakeld. Als de lichtsterkte
onder de ingestelde drempelwaarde zakt, schakelt het systeem de besturingseenheid voor de verlichting in en opnieuw uit zodra de
lichtsterkte de ingestelde drempelwaarde heeft bereikt (automatische modus). A = 1 - 9 en PL = 1 - 9 configureren, niet mogelijk om de
configuratiejumpers GEN, AMB en GR in te voegen. In deze modus zijn de configuratiejumpers S en T niet ingevoegd.
In deze modus stuurt de sensor de verlichting niet rechtstreeks aan, maar stuurt hij de bewegings- en lichtsterktesignalen naar de
scenariocentrale MH200N. In dit geval wordt het adres van de melder ingevoerd in A en PL en moet dit adres uniek zijn binnen het systeem.
Daarom kunnen de configuratiejumpers GEN, AMB en GR niet worden ingevoegd. In deze modus worden de configuratiejumpers S en T niet
ingevoegd, omdat deze parameters rechtstreeks door de scenariocentrale worden beheerd.
In deze modus stuurt het systeem rechtstreeks een besturingseenheid voor de verlichting door een constante lichtsterkte in de ruimte te
handhaven (deze modus is alleen doeltreffend als de melder een dimmer aanstuurt). Het systeem schakelt de verlichting in wanneer een
aanwezigheid is gedetecteerd en houdt deze ingeschakeld in functie van de aanwezigheid van personen en de ingestelde lichtsterktedrempel
(automatische modus). Wanneer een aanwezigheid wordt gedetecteerd, en indien de gemeten lichtsterkte lager is dan de ingestelde drempel,
schakelt de melder de gespecifieerde besturingseenheid voor de verlichting in en houdt hij deze ingeschakeld tot na afloop van de duur die
in configuratiejumper T is ingesteld. Tijdens de werking behoudt de melder een constante lichtsterkte, in functie van de configuratiejumper
in D. Wanneer het natuurlijke licht bijvoorbeeld toeneemt, verlaagt de sensor de lichtsterkte van de gestuurde besturingseenheid voor de
verlichting. Voor een goede werking moet de lichtgevoeligheidsdrempel van de sensor worden ingesteld met de configuratiejumper D. De
drempelwaarde kan door middel van een lichtsterkteregeling worden gewijzigd. Daarom wordt de nieuwe waarde door de sensor als nieuwe
drempelwaarde geconfigureerd tot de volgende activering.
In deze modus werkt de sensor alleen naargelang de lichtomstandigheden en stuurt hij rechtstreeks een besturingseenheid voor de verlichting
aan door een constante lichtsterkte in de ruimte te handhaven (deze modus is alleen doeltreffend als de melder een dimmer aanstuurt). De
aanwezigheidsmelder is gedeactiveerd. De verlichting wordt handmatig ingeschakeld en door de melder automatisch gedoofd, afhankelijk van
de ingestelde lichtsterktedrempel (eco-modus). Dit heeft tot gevolg dat, wanneer het licht gedoofd is, de melder de verlichting niet inschakelt,
maar wacht tot deze handmatig wordt ingeschakeld. Tijdens de werking handhaaft de melder een constante lichtsterkte in functie van de
configuratiejumper in D. Als het natuurlijke licht bijvoorbeeld toeneemt, verlaagt de sensor de lichtsterkte van de gestuurde besturingseenheid
voor de verlichting. Wanneer de verlichting gedoofd is, en de intensiteit van het natuurlijke licht afneemt, schakelt de sensor de verlichting niet
in, maar wacht tot deze handmatig wordt ingeschakeld. Voor een goede werking moet de lichtgevoeligheidsdrempel van de sensor worden
ingesteld met de configuratiejumper D. De drempelwaarde kan door middel van een lichtsterkteregeling worden gewijzigd. Daarom wordt de
nieuwe waarde door de sensor als nieuwe drempelwaarde geconfigureerd tot de volgende activering.
Opgelet: voor het beheer van de scenario's met behulp van de signalen van de melder door de scenariocentrale MH200N, moet de melder geconfigureerd worden in modus 2.
1) Duur van de verlichtingstimer in functie van de configuratiejumper in T:
Configuratiejumper in T
Afwezigheid van configuratiejumper 15
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Verlichtingstimer ingesteld in minuten
0,5
1
2
5
10
15
20
30
40
ST-00000220-
2) Gevoeligheid van de PIR- en US-bewegingsmelder in functie van de
configuratiejumper in S:
Configuratiejumper in S
Afwezigheid van configuratiejumper Laag
1
2
3
Door gebruik te maken van de configuratiejumpers is het niet mogelijk om de
gevoeligheid van de detectietechnologieën te onderscheiden, aangezien de waarde van
beide ingesteld zal worden met configuratiejumper S.
3) Gevoeligheid van de lichtsensor in functie van de configuratiejumper in D:
Configuratiejumper in D
Afwezigheid van configuratiejumper
1
2
3
4
5
NL
24/04/2019
Configuratiejumpermodus
0
1
2
3
4
Gevoeligheid
Gemiddeld
Hoog
Zeer hoog
Gevoeligheid in lux
300
20
100
300
500
1000
K4659
4

Advertenties

loading