3
Wanneer rechtsonder op het scherm F2 = Setup, F12 = Boot Options
verschijnt, drukt u op <F12>.
N.B.: Als u te lang wacht en het logo van het besturingssysteem wordt
weergegeven, moet u blijven wachten tot u het bureaublad van Microsoft
Windows ziet. Zet vervolgens de computer uit en probeer het opnieuw.
Het menu Boot Device (Opstartapparaat) verschijnt. Dit menu bevat alle
beschikbare opstartapparaten.
4
Als het menu Boot Device (Opstartapparaat) verschijnt, geeft u aan vanaf welk
apparaat u wilt opstarten.
Als u bijvoorbeeld opstart vanaf een USB-geheugenstick, selecteert u USB Storage
Device (USB-opslagapparaat) en drukt u op <Enter>.
N.B.: Om op te starten vanaf een USB-apparaat, moet het apparaat opstartbaar
zijn. Als u wilt weten of een apparaat opstartbaar is, raadpleegt u de documentatie
bij het apparaat.
De opstartvolgorde voor toekomstige opstartprocedures wijzigen
1
Open het Systeemsetupprogramma. Zie "Systeeminstellingen openen"
op pagina 93.
2
Gebruik de pijltoetsen om het menu Boot (Opstarten) te markeren en druk
vervolgens op <Enter> om het menu te openen.
N.B.: Noteer de huidige opstartvolgorde voor het geval u deze nadien wilt
herstellen.
3
Druk op de pijl-omhoog en pijl-omlaag om door de lijst met bronnen te gaan.
4
Druk op de toets plus (+) of min (–) om de opstartprioriteit van het apparaat
te wijzigen.
104
|
Systeeminstellingen