De draadloze gecombineerde rook- en warmtedetector JA-151ST
3. Gebruik de klemmetjes (6) om de gewenste detectorfunctie
in te stellen – zie de tabel onder
AAN
Sirene uitgeschakeld
1
Sirene ingeschakeld
UIT
(EN 14604)
Geheugen
AAN
uitgeschakeld
2
Geheugen
UIT
ingeschakeld
(EN 54-7 en EN 54-5)
ON
OFF
Wanneer de detector geïnstalleerd is in caravan trailers, gebruik
alleen de instelling "alleen rook" of "zowel rook als warmte".
4. Ga
verder
volgens
de
bedieningspaneel.
Basisprocedure:
a. De radiomodule JA-110R moet geregistreerd worden in het
systeem.
Ga naar de software F-Link, selecteer de gewenste positie
b.
in het venster Apparaten en start de registratiemodus door
te klikken op de optie Registreren.
c. Als u alle batterijen in de detector plaatst, wordt een
registratiecode
verzonden
verzenden wordt bevestigd met een korte flits van de LED-
indicator (3).
Opmerking: De detector kan ook worden geregistreerd in het
systeem door het fabricagenummer (5) ervan in te voeren in het
programma F-Link of met gebruik van een streepjescodescanner).
Alle nummers vermeld onder de streepjescode moeten worden
ingevoerd (1400-00-0000-0001).
Plaats de detector in de plastic basis. De detector kan in de
5.
plastic basis slechts in één positie worden geplaatst. Deze is
gemarkeerd met
(4) op beide kunststofdelen. Sluit de
pijlen
detector door hem tegen de richting van de wijzers van de klok
(2) te draaien.
Opmerking:
Het
sluiten
geblokkeerd, tenzij alle 3 de batterijen worden geplaatst!
De montagebasis mag niet worden vervangen met bases
bedoeld voor detectoren zonder de testknop bestaande uit het
drukken van het lichaam van de detector.
Instelling van de detector
De eigenschappen van de detector kunnen worden ingesteld in
het venster Apparaten in het programma F-Link of met behulp van
configuratieterminalen.
De optie Reactie in het venster Apparaten staat u toe om het
type reactie van het systeem op de activering van de
geregistreerde detector in te stellen. De configuratieterminals van
de detector PCB bepalen andere reacties:
SIR maakt het uitschakelen van de ingebouwde sirene mogelijk.
Signaleren van het MEM - alarmgeheugen – indien ingeschakeld,
blijft de LED- detector actief gedurende 24 extra uren. De
signalering kan ook worden beëindigd door het detectorlichaam
tegen de basis te drukken.
ROOK en TEMP-combinatie van deze terminals bepaalt, of de
detector reageert op rook en hitte.
Brandalarm
Volgend de instellingen wordt een brandalarm akoestisch en
optisch gesignaleerd.
Wanneer de voorwaarden voor het brandalarm worden vervuld
(in de ruimte wordt rook gedetecteerd, de alarmtemperatuur wordt
bereikt of er wordt aan beide voorwaarden voldaan), signaleert de
detector het gevaar met het geluid van de sirene en het snelle
knipperen van de LED-indicator (3). De alarminformatie wordt
gelijktijdig verzonden naar het bedieningspaneel van het systeem.
Het stoppen van de sirene tijdens een alarm: De sirene kan
worden uitgezet door het detectorlichaam te drukken tegen de
basis. De sirene blijft inactief gedurende 10 minuten. Als de melder
nog steeds rook of hitte detecteert, wordt de sirene opnieuw
geactiveerd.
Wanneer dit nodig is (bijvoorbeeld in het geval van een
detectorstoring), is het mogelijk de reactivering van de sirene uit te
De draadloze gecombineerde rook- en warmtedetector JA-151ST
3
UIT
Rook (EN 14604 of EN
54-7) of warmte (EN 54-
4
UIT
5)
3
UIT
Alleen rook (EN 14604
of
EN
54-7)
4
AAN
warmte)
3
AAN
Alleen warmte (EN 54-
5) (geen rook)
4
UIT
3
AAN
Zowel rook als warmte
(beide
voorwaarden
4
AAN
tegelijk)
installatiehandleiding
voor
naar
het
systeem
van
het
detectordeksel
stellen voor maximaal 12 uur. Dit kan gedaan worden door opnieuw
op de detector te drukken gedurende 5 s na het stoppen van de
sirene. Wanneer de detector piept, moet u de druk binnen 1
seconde
opheffen.
sirenemodus wordt bevestigd met 5 pieptonen. De LED- detector
knippert de hele tijd tijdens het uitstel.
Alarmgeheugen: Als deze is ingeschakeld, blijft de LED-indicatie
werken, zelfs als de rook is opgetrokken of de temperatuur daalt.
(geen
De langzaam -knipperende indicatie duurt 24 uur, tenzij deze wordt
beëindigd door het indrukken van het detectorlichaam.
Sabotegealarm: Wanneer het detectordeksel wordt geopend,
stuurt de detector een sabotagesignaal naar het bedieningspaneel.
Het testen en onderhoud van de detector
De detector moet minstens één keer per maand worden
getest. Om de detector te testen, drukt u de detector tegen de
het
basis en wacht totdat een LED-lampje gaat branden. De LED-
knippering signaleert het overschakelen naar de testmodus. De
LED knippert gedurende de gehele duur van de test. Wanneer de
test is voltooid, schakelt u de LED uit. De detector signaleert vervolgens
het resultaat. Als de melder een keer piept, is de test met succes
voltooid. Als er een fout wordt ontdekt, knippert en piept de LED
drie keer. Als de batterij bijna leeg is, is er geen akoestische
signalering, maar slechts één flits wanneer de test is afgerond.
De volledige werking van het optische deel van de detector kan
- het
worden getest met een testsprayoplossing (bijvoorbeeld SD-
TESTER). De warmtesensor kan worden getest met verwarmde
lucht (bijv. met een haardroger).
Als het bedieningspaneel zich niet in de SERVICE-modus
bevindt, wordt een brandalarm geactiveerd.
Waarschuwing: test de detector nooit met vuur.
De detector controleert de werking ervan. Als een fout wordt ontdekt,
piept en knippert de LED drie keer en knippert vervolgens kort drie keer om
de 30 s.
Een detectortest kan worden uitgevoerd, wanneer een fout wordt
gesignaleerd. Om de detector te testen, drukt u het gehele lichaam ervan
tegen de basis. Gedurende de test controleert de detector of er nog een
wordt
fout is. De rode LED knippert tijdens de test. Wanneer de test is voltooid,
stopt de LED met knipperen en de detector signaleert dan het resultaat.
Een blijvende storing wordt gesignaleerd door 3 flitsen en 3 piepjes. Als
de storing is verholpen, piept de detector kort.
Als het u niet gelukt is om de storing te verhelpen, moet de detector
naar een servicecentrum worden gestuurd.
Vervanging van de batterij
De detector controleert de status van de batterijen en als de
batterijen bijna leeg zijn, signaleert de detector, door korte flitsen
om de 30 s, dat de batterijen vervangen moeten worden. De
informatie wordt ook verzonden naar het bedieningspaneel.
Vervang de batterijen zo snel mogelijk.
Verwisselingsprocedure:
-
Indien de detector al geregistreerd is in het systeem, is het
noodzakelijk om de servicemodus te activeren
-
open de detector
-
vervang oude batterijen
-
Houd de testknop (8) ingedrukt, totdat de LED (3) gaat
branden
-
wanneer de LED UITGAAT, toont hij, dat de condensatoren
in de detector ontladen zijn
-
Plaatst nieuwe batterijen
Vervang altijd alle drie de batterijen met hetzelfde type en van
dezelfde fabrikant.
Gebruik uitsluitend kwalitatief hoogwaardige, 1,5 V AA alkaline
batterijen.
Gooi de gebruikte batterijen niet weg bij het gewone
huisvuil. Deponeren ze op geautoriseerde inzamelpunten.
Verwijdering van de detector van het
Het systeem meldt elk mogelijk detectorverlies. Als u de
detector met opzet heeft verwijderd, moet u hem ook wissen van
het betreffende adres in het geheugen van het bedieningspaneel.
2 /3
De
omschakeling
naar
Storingsindicatie
systeem
de
uitgestelde
MLW59006