Ventilatie van de ruimte
De warmte die wordt afgegeven door de oven wanneer deze continu in bedrijf is, kan leiden
tot een verandering van het ruimteklimaat.
• Bijgevolg mag de oven alleen geïnstalleerd worden in ruimten met voldoende ventilatie.
• Plaats de oven niet in een niet-geventileerde inham.
• Wanneer er verscheidene apparaten in één ruimte worden opgesteld, moet er mogelijk
• Om te voorkomen dat het omgevingsklimaat beïnvloed wordt door de warmte die
• Indien er zich gemakkelijk een buitensporige temperatuur ontwikkelt in de
Gebruik met een luchtafvoersysteem
Wanneer de oven aangesloten is op een luchtafvoersysteem, moet de luchtstroom worden
aangepast zodat de verdeling van de warmte over de werkruimte onveranderd blijft en de
temperatuur nog precies geregeld kan worden.
Vergewis u ervan, voor u in het gebouw aanwezige kanalen gebruikt om de warme
ovenlucht af te voeren, dat deze kanalen gemaakt zijn van hittebestendig materiaal, zodat er
geen gevaar bestaat dat dit materiaal oververhit en smelt en/of een brand veroorzaakt.
De temperatuur van de buitenoppervlakken en de luchtafvoerleidingen van de oven kan
hoog oplopen. Zorg daarom voor voldoende afstand van wanden en plafond, zoals bepaald
in de plaatselijke bouw- en/of brandveiligheidsvoorschriften.
• Markeer de leidingen voor hete afvoerlucht met waarschuwingstekens voor hete
Trekonderbreker
Luchtinlaatkanaal
Thermo Scientific
voor aanvullende ventilatie gezorgd worden.
wordt afgegeven door de oven, moet de ruimte geventileerd worden met een
ventilatiesysteem voor laboratoria dat voldoet aan de geldende plaatselijke en nationale
gezondheids- en veiligheidsvoorschriften en dat over voldoende vermogen beschikt.
arbeidsruimte, moet er zeker gezorgd worden voor een oververhittingsbeveiliging, die
de voeding onderbreekt teneinde de gevolgen van de oververhitting te beperken.
oppervlakken of maak deze leidingen helemaal ontoegankelijk, om ieder gevaar voor
letsels door contact met hete oppervlakken uit te sluiten.
Luchtafvoerslang
Fig. 1
Heratherm
Installatie
Ventilatie van de ruimte
Fig. 2
3-3