Over het algemeen moet iedere montage die een te hoge temperatuur kan
veroorzaken vermeden worden, want dit heeft invloed op de levensduur van de
elektronische componenten. De energiemeters zijn meettoestellen en moeten
daarom met voorzichtigheid behandeld worden.
Om het toestel doeltreffend tegen vuil en slijtage te beschermen is het
aangeraden het toestel pas op het moment van de installatie uit te pakken.
Om het toestel te reinigen uitsluitend een zachte, vochtige doek gebruiken.
Gebruik geen detergenten of oplosmiddelen.
De aansluit- en communicatiekabel mogen niet aan de leidingen bevestigd en
ook niet geïsoleerd worden.
Controle van de werking
Met behulp van de 2 oranje toetsen kunnen verschillende waarden op de LCD-
display weergegeven worden zoals: het debiet (via het symbool ), het
vermogen, de koude en warme temperaturen. De communicatiepijlen laten toe
opdrachten (ingangen) en antwoorden van het toestel (uitgang) te visualiseren.
Alle weergegeven parameters zullen gebruikt worden om de installatie te
controleren en af te stellen. Met name moet gecontroleerd worden dat het
maximum debiet van de installatie het maximaal toegelaten debiet op de
meter niet overschrijdt.
Montage van de temperatuurvoelers
De maximum temperaturen, vermeld op de labels, moeten in acht genomen
worden.
De temperatuurvoelers met 2 draden zijn per paar samengevoegd. De voelers
worden enkel per paar geleverd. Men zal er dus op moeten letten deze nooit te
scheiden want dit kan de meting beïnvloeden.
Een
asymmetrische
montage,
d.w.z.
een
rechtstreeks
gemonteerde
temperatuurvoeler en de andere gemonteerd in een voelerbuis, is niet
toegelaten. Het actieve deel van de temperatuurvoeler zal in het midden van de
doorsnede van de buis moeten zitten.
7