Instellingen
met het rondzenden van de Wi-Fi-
netwerknaam (SSID), zodat u
maximaal vijf computers of andere
apparaten met het netwerk kunt
verbinden. Een actieve melding
wordt toegevoegd aan de
statusbalk en meldingsbalk.
•
Wanneer het selectievakje
Draagbare Wi-Fi hotspot is
ingeschakeld, kunt u de
netwerknaam wijzigen of het
netwerk beveiligen.
4
Schakel het selectievakje
Draagbare Wi-Fi hotspot uit om
te stoppen met het delen van uw
dataverbinding via Wi-Fi.
Uw draagbare hotspot
hernoemen of beveiligen
U kunt de naam van de Wi-Fi-
netwerknaam (SSID) van uw telefoon
wijzigen en het Wi-Fi-netwerk
beveiligen.
1
Tik in het basisscherm op het
tabblad Applicaties en kies
Instellingen.
102
2
Tik op Verbindingen en selecteer
Draagbare hotspot.
3
Zorg dat het selectievakje
Draagbare Wi-Fi hotspot is
ingeschakeld.
4
Tik op Instellingen voor draagbare
Wi-Fi-hotspot.
5
Tik op Wi-Fi-hotspot configureren.
Het dialoogvenster Wi-Fi hotspot
•
configureren wordt geopend.
•
U kunt de netwerk-SSID
(netwerknaam) die andere
computers zien bij het zoeken naar
Wi-Fi-netwerken, wijzigen.
•
U kunt ook tikken op het menu
Beveiliging om het netwerk te
configureren met WPA2-beveiliging
(Wi-Fi Protected Access 2) met een
vooraf gedeelde sleutel (preshared
key, PSK).
Als u op de beveiligingsoptie WPA2
•
PSK tikt, wordt een wachtwoordveld
toegevoegd aan het dialoogvenster
Wi-Fi hotspot configureren. Als u
een wachtwoord invoert, moet u
dat wachtwoord steeds invoeren