3 Sleep de cirkels op de hoeken van de begeleidingslijnen
de hoek en positie van de stoeprand, oprit of parkeervaklijnen.
De begeleidingslijnen moeten precies op uw referentiepunten liggen.
Het rode of oranje gedeelte van de begeleidingslijnen moet parallel lopen aan de achterkant van uw voertuig.
4 Parkeer uw voertuig zo nodig opnieuw zodat nu de andere zijde parallel aan een stoeprand, oprit of lijn van
een parkeervak staat, en herhaal het uitlijningsproces.
Probeer de begeleidingslijnen symmetrisch te houden, ook als uw voertuig niet perfect parallel staat aan de
stoeprand, oprit, of parkeervaklijnen.
5 Selecteer
nadat de uitlijning is voltooid.
Begeleidingslijnen weergeven of verbergen
1 Selecteer een optie:
• Tik in de cameraweergave op het scherm en selecteer
• Selecteer in de cameraweergave .
2 Selecteer
.
3 Selecteer
.
U kunt maximaal vier compatibele Garmin draadloze camera's koppelen.
Schakelen tussen camera's
Wanneer meerdere achteruitrijcamera's beelden naar uw toestel verzenden, kunt u schakelen tussen de
camera's.
Selecteer een optie in de cameraweergave:
• Selecteer
.
• Tik op het scherm en selecteer een camera onder aan het scherm.
De videofeed van de camera verschijnt.
De oriëntatie van de camera wijzigen
Afhankelijk van waar de camera op uw voertuig is geplaatst, kan het videobeeld op uw toestel standaard
omgekeerd of gespiegeld worden weergegeven. U kunt het videobeeld horizontaal draaien of verticaal omkeren
om het te corrigeren.
1 Selecteer een optie in de cameraweergave:
• Selecteer
> Video aanpassen.
• Tik op het scherm en selecteer
2 Selecteer
om het beeld om te keren of
3 Selecteer
.
Meerdere camera's
, of tik op de pijlen totdat ze overeenkomen met
> Video aanpassen.
Meerdere camera's
.
om het beeld te kantelen.
.
3