Waarschuwingen, veiligheidsinformatie en richtlijnen
Belangrijke informatie
Belangrijk: lees deze instructies aandachtig door voordat u dit apparaat installeert
1. De installatie van het apparaat en toebehoren dient door bevoegd en competent
personeel uitgevoerd te worden en in een schone en droge omgeving met zo min mogelijk
stof en vochtigheid.
2. In deze handleiding wordt de installatie beschreven van de ventilatie met
warmteterugwinning (Heat Recovery Ventilation - HRV) eenheid
3. Alle bedradingen moeten aan de huidige I.E.E. Bedradingsvoorschriften voldoen en alle
toepasselijke normen en Bouwvoorschriften.
4. Inspecteer het apparaat en de elektriciteitskabel. Indien de elektriciteitskabel beschadigd
is dan moet deze door de fabrikant, hun vertegenwoordiger of vergelijkbare bevoegde
personen vervangen worden om de risico's te vermijden.
5. De unit wordt geleverd met een 3-aderig flexibel snoer voor aansluiting op de netvoeding
(PVC kabel, bruin, blauw en groen/geel 0,75mm²).
6. Het apparaat moet aangesloten worden op een plaatselijke tweepolige isolatieschakelaar
met een contactscheiding van ten minste 3mm.
7. Het apparaat moet geaard zijn.
8. De eenheden HRV1.25, 1.35, 1.6, 1.75, 2 & 2.85 Q Plus zijn geschikt voor 230V~ 50/60Hz
enkelfasig, beveiligd met een zekering van 3 A.
9. De HRV3 Q Plus is geschikt voor 230V ~ 50/60Hz enkelfasig, beveiligd met een zekering van
5 A.
10. De besturings- en communicatiekabels van de auralite® & aurastat® komen de eenheid
binnen via de aangebrachte kabelwartel(s), die geschikt zijn voor Ø3-6mm kabel.
11. Besturings- en communicatiekabel van de auralite® & aurastat® - niet-afgeschermd
vieraderig 18-24AWG, geslagen, vertind koper.
12. Besturings- en communicatiekabels mogen niet binnen 50 mm van of op dezelfde metalen
kabelbaan als 230V~ verlichtings- of voedingskabels worden aangebracht.
13. Zorg ervoor dat alle kabelwartels goed zijn aangedraaid.
14. De unit moet in een schone en droge omgeving opgeslagen worden. Het apparaat mag
niet in ruimten geïnstalleerd worden met;
•
Veel olie of een vettige omgeving,
•
Corrosieve of ontvlambare gassen, vloeistoffen of dampen,
•
Omgevingstemperaturen hoger dan 40°C of lager dan -5°C,
•
Een vochtigheidsgraad hoger dan 90% of een natte omgeving.
15. Dit apparaat mag niet aan de buitenkant van een woning geïnstalleerd worden.
16. Dit apparaat mag door kinderen van 8 jaar en ouder gebruikt worden en personen met
fysieke, zintuiglijke of geestelijke beperkingen of met een gebrek aan ervaring of kennis
zolang deze personen onder toezicht staan of instructies hebben ontvangen omtrent
het veilige gebruik van het apparaat en zich bewust zijn van de eventuele gevaren. Houd
toezicht op jonge kinderen om te voorkomen dat zij met het apparaat spelen. Reiniging en
eenvoudig onderhoud mag uitsluitend onder toezicht door kinderen worden uitgevoerd.
17. Zorg dat de uitwendige roosters uit de buurt van een rookgasafvoer worden aangebracht,
in overeenstemming met de toepasselijke bouwvoorschriften.
18. De eenheid mag niet worden aangesloten op een droogtrommel of een afzuigkap.
19. Neem voorzorgsmaatregelen om te voorkomen dat de gassen uit een apparaat met open
rookkanalen niet terug kunnen stromen.
20. Zorg ervoor dat alle kanalen, condensatieafvoer en bijbehorend pijpwerk vrij van deeltjes
en blokkages is voordat de unit wordt aangezet.
2